Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

want ik weet dat gij het behoeft, Neen, bloos niet, eerwaarde man! ik besef de oorzaak van uwe behoefte; zij mogen blozen, die uit valschen godsdienstijver u tot dezen staat gebracht hebben! Ook dát zal anders worden, zoo waar ik Courtenay van Devonshire heet!”

»De groote Graaf!” riep Bealow, op het hooren van dezen naam; hij vouwde de handen in verrukking op de borst, en hief de oogen ten hemel: Daarvoor dank ik u, o Algoedheid! dat gij mij uwe weldaden toezendt door eene zoo edele hand!”

Eva wilde zich, terwijl hare lippen dank stamelden, aan zijne voeten werpen; doch de Graaf wederhield haar, en reikte haar de hand, die zij eerbiedig kuste; ook Francis sloeg den matten blik op hem, en de gloed der dankbaarheid kleurde voor eene poos hare wang.

»Ik kan niets vergelden, edele heer!” zeide Bealow innig ontroerd; »maar Hij, wiens trouw nooit wankelt, bij wien iedere deugd hare belooning vindt, zal het gebed verhooren, dat een beweldadigde en zijne tien kinderen dagelijks voor u tot Zijn troon brengen zullen.”

»Hebt gij tien kinderen?” vroeg Devonshire, en zich daarna tot Darley keerende, fluisterde hem in: »Zoo gij nog geld bij u hebt, leg het dan ergens neder; mijne beurs was reeds half geledigd hij vrouw Snowpust.”

Niemand, wij ten minste willen het van het menschelijke hart onderstellen, niemand is zoo volmaakt boosaardig, dat hij niet oogenblikken heeft, waarin hij zich een beter mensch gevoelt, en waarin vonken van zijn goddelijken oorsprong van onder den smeulenden aschhoop zijner zelfzucht en verdorvenheid te voorschijn komen, wanneer hij zich in aanraking ziet met edeler naturen, en ontgloeid wordt in afschuw voor het afzichtelijke beeld der naakte boosheid. Zoo ging het ook Darley; zijn eigenbelang kwam hier niet in het spel, zijn hoogmoed leed hier niet; hij was als het ware de helper, de tweede hand geweest in een goed werk; zijn jongelingshart verfoeide de drieste woestheid van een Benefield tegenover een schoon meisje; met achting staarde hij op Eva, die in zooveel angst hare tegenwoordigheid van geest en beradenheid had behouden, en hij had bij het gansche tooneel met warme deelneming zijne hulp