Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verleend. Ook nu gaf hij volgaarne zijn goud; echter niet geheel zonder praalzucht, want hij wierp het in een zijner handschoenen, waarop, nevens het wapen van zijn heer, zijn eigen naamcijfer gewerkt was, zoodat men het weten konde dat deze gift van hem kwam.

»Kom, neef! laat ons nu gaan,” sprak Courtenay, zich aan de verdere dankbetuigingen des gezins onttrekkende, »gij hebt allen rust noodig; wij zien elkander weder!” en daarop drukte hij den leeraar met hartelijkheid de hand. In Eva’s oog blonk een traan, toen hij haar met vriendelijken ernst groette; de arme Francis was van vermoeidheid ingesluimerd in den armstoel haars vaders, waarin men haar had nedergezet.

Darley zag nog eenmaal naar Eva om; zij sloeg de oogen neder, de jongeling bloosde.

»Nu weet ik waarom de naam des Graven van Devonshire als die van een heilige door allen wordt aangeroepen; waarom hij, ofschoon katholiek, door alle protestanten wordt hooggeacht; het is omdat hij minzaam en grootmoedig jegens elk, zonder uitzondering, Christen is in den waren zin des woords. Mocht hij zich ook nog voor het uiterlijke ontdoen van de hulselen des bijgeloofs ” sprak Bealow, nadat zij vertrokken waren, En hij vervolgde, naar den hemelopziende: »O, vergeef mij, dat ik, kleinmoedige, aan Uwe hulp twijfelde, omdat mijn oog geen uitkomst zag.” — Daarop knielde hij neder met zijne dochter, en beiden vouwden de handen en riepen met vrome dankbaarheid uit: »De Heere heeft het wél gemaakt.”