Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meerderd met de Fransche leliën op het azuurblauwen veld, zich trotsch verhieven. Zware, karmozijn fluweelen gordijnen, zoo dicht met goud gebloemte doorstikt, dat hare oorspronkelijke kleur een raadsel werd, omgaven het. Het behangsel der kamer zelve — een nog nieuw, keurig naaldewerk op sterk tapijtlinnen — stelde tooneelen voor uit het leven der heilige Katharina, de patrones van Maria’s moeder, zeker nog gedeeltelijk door deze bewerkt, misschien in de dagen harer verbanning onder tranen vervaardigd. Het kostbare mozaïek van den spiegelgladden vloer was alleen aan de zijde van het ledikant met een tapijt bedekt. Een groote armstoel, evenals de overige meubelen met verguld snijwerk overladen, prijkende op rug en zitting met de vereenigde wapens van Tudor en Arragon, scheen mede een reliquie der ongelukkige Katharina. Een bidstoeltje in ivoor, van kunstigen en fijnen arbeid, met bladgoud ingelegd, stond voor een levensfgroot afbeeldsel van den gekruisten Heiland, in massief zilver; een bakje van doorzichtig albast bevatte het gewijde water. Bij het zien van al deze voorwerpen scheen het Benefield al meer en meer waarschijnlijk, dat hij eene schuilplaats had gezocht in het bijzondere vertrek der Koningin, en dit werd hem tot zekerheid toen hij, bij het halve daglicht dat door de geschilderde glasruiten heendrong, op een verafstaand tabouret de koninklijke kroon en schepter zag liggen, waarvan Maria zich nog den vorigen dag bediend had. Verschrikt wilde hij zich uit dit ongeschikte toevluchtsoord verwijderen, dan, het naderen van voetstappen was nu geene in. beelding meer; eene zijdeur werd geopend, de ridder had slechts even den tijd, zich achter de gordijnen te verbergen, en hij hoorde twee menschen binnenkomen; hij onderscheidde de stem der Koningin, die tot Gardiner zeide: »Hier ten minste zullen wij ongestoord zijn, hoogwaardige Heer!” Daarop had er tusschen hen een gewichtig staatkundig gesprek plaats gevonden, hetwelk voor Benefield en voor ieder ander een geheim moest gebleven zijn, zoodat deze den adem inhield en zich geene beweging veroorloofde die zijne tegenwoordigheid had kunnen verraden. Vervolgens nam de Kanselier geheel den overheerschenden toon des priesters aan, en onderhield de Koningin, die toen met deemoed naar hem luisterde, over het weinige