Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn zou bij eene belangrijker bede. Maar hij vergat dat juist het gevoel, waardoor zij hem nu alles inwilligde, zoude ophouden te bestaan als hij het op die wijze inriep. Een enkel besluit, door hem genomen na zijn gesprek met Arundel, moeten wij onzen lezers mededeelen. Het was een grootsch besluit, en zijner waardig, dat namelijk, om niet langer de dubbelhartige gunsteling van Maria te zijn, om ridderlijk en rondborstig de zaak van Elisabeth voor te staan, zonder die echter van zijne trouw aan de Koningin te scheiden. Want hij hield dit nog voor vereenigbaar, en het was om hiertoe de toestemming zijner geliefde te erlangen en de ontheffing van den onbedacht afgelegden eed, dat hij bovenal een gesprek met haar wenschte.

Reeds waren zij Charing-Cross doorgereden, dat toenmaals nog dáár lag als een eenzaam dorp in het midden der hoofd stad, en dien naam droeg naar een van de steen en kruisen, welke de goede Koning Ethelred, of Eduard, ter gedachtenis zijner gemalin Eleanor had laten oprichten; doch welke in latere dagen met schendige hand werden omvergeworpen. Reeds naderden zij Temple-bar, toen het aanroepen der wachten bij de afsluiting den edelen Lord in den loop zijner gedachten stoorde. »Hoe laat is ’t neef?” vroeg hij Darley.

»De klok der abdij sloeg negen ure toen wij Whitehall verlieten. Uwe heerlijkheid is heden later dan gewoonlijk.”

»In waarheid! Lady Maria heeft ons lang beziggehouden, de avond was vroolijk.”

»En toch is uwe Lordschap niet opgeruimd!

»Gij droomt, mijn jongen; maar bedenk eens dat, na een dag vol woeling, vol hartstocht, vol belangrijke scherts en beuzelachtigen ernst, ik nu eerst tot mij zelven kan inkeeren en hoe kostbaar zulke oogenblikken van nadenken mij dus moeten zijn. Doch luister, daar valt mij iets in; laat ons het Strand langs rijden; het is niet vroeg meer, doch ik zal mijne zuster nog wel spreken kunnen. Ik heb haar in zoolang niet bezocht haar prikkelbaar gestel maakt haar licht geraakt; zij zoude over veronachtzaming kunnen klagen als zij van anderen mijn uitstapje vernam, en dat moet niet zijn.”

»Een uitstapje! Gaat uwe Edelheid op reis?”

»Naar Ashridge, met Arundel. Wij zullen aan de vorstelijke