Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/161

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

beek van vloeibaar metaal, of wrong zich rollend een pad in het midden der bloemperken, en bracht een zonderling offer aan de koele wateren van den Theems.

Een scherpe nachtwind teisterde de vlammen en hitste ze aan met zijn sissend gefluit.

Daar was brand in Sterny-House!

En de nacht was zeer duister.

En de vlammen alléén verlichtten de verwoestingen die zij aanrichtten.

En rondom heerschte eene akelige stilte, en er was niemand nabij die hulpe aanbracht.

En men hoorde geen gegil van menschen die in angst waren, en geen gekerm van menschen die verbrandden; slechts zag men door eene opening in den muur in een der vertrekken eene verschrompelde gedaante liggen, die eene vrouw kon geweest zijn.

En vroeger, eer nog de vlammen uitbraken, had men geharnaste mannengestalten kunnen zien, die snel uit een kruisraam sprongen. En een hunner droeg iets op den schouder, dat naar een menschelijk lichaam geleek; doch het was zoo geheel zonder veerkracht en hing zoo slap over zijn arm, dat het niets dan een lijk kon zijn waarvoor hij die zorg droeg.

Die man had zijn last aan het andere einde van den tuin op eene bank nedergelegd, en had zich toen bij de andere mannen gevoegd, die hem in eene boot wachtten .

Voordat hij zich echter daarin begaf, bleef hij op de bovenste trede van den steenen watertrap stilstaan. In zijne volle lengte verhief hij zich, en den arm uitstrekkende naar het brandende gebouw riep hij met eene zonderlinge schelle stem:

»Bij God! die brand is schoon. ’t Is een gloeiende gravenkroon huis van Sterny! die men u op den schedel drukt. Mocht ook gij zulk een kroon dragen, vervloekt paleis, dat de tyrannen van ons oud Engeland herbergt! Mocht gij in puin storten op het hoofd der dochter van Baäl! Mocht haar priester, die de afgoden offert en die zijne altaren besprenkelen wil met het bloed der gereinigden, nedervallen in stukken als het droombeeld van Nebukadnezar! Liever nog worde oud Londen tot een onkenbaren steenhoop, dan dat de kruisen des bijgeloofs zich weder