Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dat is nu anders. Er wordt niets ondernomen voor de laatste maand.”

»Men wacht ons dan niet meer?”

»Zie slechts, of gijlieden daar rusten wilt.” En hij wees op Sterny-House, waarvan zij niet ver verwijderd waren.

»Bij oud-Engeland! daar is brand en verwoesting. Wie stak daar den rood en haan op?”

»Een toeval, onvoorzichtigheid met fakkels.”

»Weet gij wat, jongens!” riep een Cornwaller, »daar gaan meer schatten verloren dan wij op tien pachthoeven verzamelen kunnen!”

»Welnu?” vroegen de anderen.

»Welnu? Domooren die mij niet begrijpt! Laat ons gaan en nemen wat ons goed dunkt; de overzijde zullen wij daarna toch wel bereiken.”

»Plundering!” sprak een Kentsman, »schaamt gij u niet?”

»Plundering! en wat denkt gij te doen bij den grooten slag?”

»Wij zullen dan strijden voor eene heilige zaak.”

»Die moet ons daarom niet minder brood geven.”

»Het ergste is dat de mannen van Lord Mayor de dienaar der Wijkmeesters ook daar zullen zijn.”

»Neen, daar is niemand; aan de andere zijde slapen allen. Zij gaan slapende den eeuwigen slaap te gemoet.”

»Uw voorstel is goed, Jack! Wij hebben onzen hals om min der loon gewaagd.”

»Waagt 1iever uw leven voor de vrijheid en tegen het Pausdom, broeders!” riepen sommigen.

»Neen, neen, neen!” schreeuwden anderen.

»Waarachtig! de stroppen zullen niet minder knellen als wij ze voor Wyatt en Suffolk verdienen!” riep Jack.

»Dat is een waar woord! Komt broeders voort!”

En zij liepen om buit op het huis toe.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Courtenay ontwaakt uit een zwaren slaap. Zijn hoofd is zoo mat zijne leden zijn zoo loom. Hij moet lucht zoeken. Dat waren akelige droomen, vol bloed en struikelblokken en stalen muren, en sarrende spoken. Met behoedzaamheid, om Darley niet te wekken die zich in hetzelfde vertrek op een rustbed