Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/166

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wij komen niet om te blusschen, Sir! maar wij zoeken een aandeel in den buit.”

»Gij zijt vermetele knapen, en gij zult moeite hebben om van eene wandeling naar Tyburn vrij te komen, zoo gij in uw opzet volhardt. Gij hebt boozer plannen in uw hoofd dan deze plundering. Maakt dat gij voort komt: ik geef u drie minuten, al vorens ik gewapende hulp roep,” zeide Courtenay met vastheid. Aan het angstig sidderen zijner zuster bij de uitvorschende blikken, die enkele dezer menschen op haar wierpen, begreep hij, dat zij zulke mannen scheen te verwachten of gezien had; de omstandigheid, dat hij haar in dit nachtelijke uur geheel gekleed gevonden had, terwijl de kamenier had voorgegeven dat zij met hoofdpijn te bed lag; de naam Wyatt, aan die mannen ontsnapt… dit alles maakte het hem waarschijnlijk dat Arabella zich, in een zwak oogenblik, in diens vermetele ontwerpen had laten verwikkelen, en hij achtte het in haar belang geraden, dat die vreemde mannen zich verwijderen zouden, voordat er een gerechtelijk onderzoek plaats greep.

Zij schenen toe te geven.

»Het is bij mijne ziel de Lady, die straks bij ons was,” fluisterde een der Kentsmannen hoorbaar.

»Dan moeten wij gaan; zij behoort tot de onzen.”

»Wie is dan de edelman, die bij haar staat?”

»De Graaf van Devonshire! die u voor het laatst aanmaant om te vertrekken,” hervatte Courtenay bevelend.

»Voor dien zelfs ruimen wij de plaats niet; wij willen deel aan den buit! wij willen goud!”

»Goede lieden, gaat toch!” zeide nu Arabella, met bevende stem, »hem die u aanvoert, zult gij verraden. Gij zult goud hebben, doch gaat slechts nu.”

»Zij heeft gelijk,” riepen allen, en zij spoedden zich voort, terwijl een der wildsten aanhief:

Tegen de papen, en voor Wyatt
Tarten wij boeien en galg en rad!

Devonshire gaf hun een wenk om te zwijgen; doch dit werd alleen opgemerkt door Darley, die, vergezeld van vele