Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/177

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dan de vierdag van St. Katharina, zooal s uwe Hoogwaardiheid weet, en de Koningin wil dien met hem en enkele andere begunstigden te Greenwich houden.”

»Tracht het zoo te maken dat zijne Lordschap ditmaal niet langs de rivier naar het Hof gaat Neemt gij op u, daarvoor te zorgen?”

»Gemakkelijk, Mylord! In zulke zaken weet ik hem te leiden als mijn rijpaard.”

»Gij rept geen woord van de Bealows, en& laat het verdere aan mij over.”

»Is uwe Lordschap dan besloten om…”

»Ja, wij kunnen handelen; zijne vereeniging met Wyatt dringt mij hem te voorkomen. Vaarwel, master Darley! Wij zien elkander het eerst weder te Whitehall ” Hij wenkte den page te vertrekken.

Toen deze vertrokken was wendde hij zich tot Benefield.

»Nog dezen nacht houdt eene geestelijke rechtbank zitting in het schip der St. Pauls-kerk, om uitspraak te doen in de zaak van Thomas Bealow, beschuldigd van ketterij en lasteringen tegen onze Moeder de Heilige Kerk. Ik zal daar voorzitter zijn.”

Zelfs Benefield rilde bij de vreeselijke klem, die de Kanselier op deze laatste woorden legde.

Na eenige oogenblikken echter overwon eene lang onderdrukte, ijdele nieuwsgierigheid zijn ontzag voor den strengen staatsman, en hij vroeg hem:

»Wie was toch die schoone, droevige vrouw, Mylord?”

Gardiner haalde met minachting de schouders op, en antwoordde:

»Eene verstootene minnares van Suffolk die hij, dwaas genoeg, onder de vrouwen uwen zijner gemalin eene plaats heeft laten behouden.”