Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

X.
Een begin van het einde.



»Ik zeg u, Geertruid, dat gij ongelijk hebt; eene wandeling als deze geeft mij meer vermoeienis dan afleiding, en de eentonige statigheid van dit oude bosch maakt mij ongeduldig en somber. Ik haat die eeuwig zwijgende boomen!”

Zoo sprak Lady Elisabeth, die op Geertruid Hokalth leunende, door deze dieper in het bosch van Ashridge was gevoerd, dan zij zelve wilde.

»Indien uwe Ladyschap vermoeid is, kunnen wij terugkeeren,” antwoordde de altoos deftige dame, »maar het is zeker, dat lichaamsbeweging u goed is, na eene zoo sterke inspanning van den geest.”

»Bewaar ons, mijne waarde Hokarth! gij doet mij denken aan de spreuk: Vinienti occurite morbo — eene ziekte te genezen, voordat ze daar is. — Als zij mijne gezondheid moesten benadeelen, die weinige oogenblikken welke ik aan mijne studiën besteed, die juist de zoetste van mijn tegenwoordig leven zijn, dan ware ik reeds gestorven onder de leiding van mijn goeden Roger Asham, die mij als het ware met Grieksch en Latijn voedde. Dat was een goede, gelukkige tijd, Geertruid, toen ik met hem Cicero en Livius doorlas! »’t Is toch vreemd, dat men die oogenblikken als ze daar zijn, zoo weinig waardeert, en eerst door hun onherroepelijk verlies leert inzien, wat ze voor ons waren. Asham noemde de treurspelen van Sophocles eene leerschool der vorsten, eene waarschuwende stem tegen een te groot vertrouwen op de duurzaamheid van hun ge-