Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij is Koning van Engeland. Maar hij weifelt steeds om dien te doen, hoewel de Koningin zelve door zinspelingen hem daartoe schijnt te willen uitlokken. Hij wijst die echter altijd met koele galanterie van de hand, als begreep hij ze niet, en ze zijn toch zoo duidelijk! Sommigen van ons zeggen dat hij den duur van Maria’s regeering wantrouwt, en dat hij aarzelt uit vrees dat zij zich niet op den troon zal kunnen staande houden; maar hij, die zoo algemeen bemind is, zoude juist in staat zijn om het volk met haar te verzoenen, en men hoort ook niets van onrust. Wat eigenlijk uwe vraag betreft, Mylady! uw vijand is hij niet, ofschoon hij zelf niets voor u heeft willen doen; doch toen ik om uwentwil harde, beleedigende woorden hooren moest, kwam hij edelmoedig tusschenbeide, en verkreeg meer met een paar woorden, los daarheen geworpen, dan ik met eene dringende bede.”

»U werd dus mijne voorspraak?”

»In den rechten zin kan ik dat niet zeggen, Mylady! doch reeds in de bescheidenheid, waarmede hij zich thans ter zijde houdt, ziet uwe Ladyschap zijne goede bedoeling; want de Koningin die mij, de hemel weet waarom! wantrouwt, benoemde hem tot haar vertegenwoordiger bij ons gesprek.”

Elisabeth was voldaan. Courtenay scheen Maria en allen die haar omgaven volkomen te beheerschen, en uit Arundels woorden begreep zij, dat men niet eens dacht aan de mogelijkheid van het bestaan eener betrekking tusschen den Graaf en haar; deze had thans, zonder zich zelven bloot te geven of zijn eed te breken, een middel gevonden om haar te naderen, en zij durfde dus met gerustheid zijn bijzijn genieten.

»Als Devonshire zoo machtig is, zoude hij een nuttig vriend kunnen zijn,” sprak zij tot haar geleider, »en ik geloof dat ik In den raad mijner zuster zulk een behoef.”

»Helaas ja! Mylady, e.n even waar is het, dat gij daar geen anderen hebt dan mij, die zoo weinig vermag.”

»Wien ik daarom niet minder hoogschat,” hernam zij, hem de hand drukkende. »Doch waarom zoude ik blozen de bescherming in te roepen van iemand, die…” hier naderde hen Courtenay, en Elisabeth fluisterde nog slechts de woorden: »laat ons straks onder eenig voorwendsel alleen.”