Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dan mij zelve… meer… dan gij… mij beminnen kunt.... was het…”

»Welnu?…”

»Was het... O gij zijt wreed!… gij wilt de geheele waarheid… was het, dat ik uw belang stelde vóór mijne eenigste hoop op geluk!”

»En ik zoude een troon, al stond die nevens mij. de voor keur geven boven een zweem van mogelijkheid, om die engel eens de mijne te noemen!” riep de Graaf, met onstuimigen hartstocht. »Elisabeth, verneem dan ook mijn besluit. Het is zoo onveranderlijk als eene rots op hare grondvesten van graniet. Van het oogenblik af, dat gij mijne hulde goedgunstig hebt aangenomen, zwoer ik in mijn hart, bij mijne riddereer, bij het heil mijner ziel, nooit eene andere vrouw te beminnen dan u, en langs een rechtmatigen weg uw bruidegom te worden, of te bezwijken in het streven naar dat doel! Dit was een eed, door geene macht der aarde of des hemels te ontbinden. Vraag mij niet wat ik gedaan zoude hebben, zoo ik tot een ander huwelijk gedwongen werd. Er zijn voornemens, die zich beter laten uitvoeren dan mededeelen. ”

»Welaan dan, mijn geliefde! ik zie het, wij kunnen geen afzonderlijk belang meer hebben; wij worden door elkander medegesleept in den afgrond, of blijven te zamen behouden; één van ons kan niet meer gered worden ten koste van den ander. Ik weêrsta dan ook niet langer de onzichtbare macht die mij tot u trekt. Doe voortaan wat gij wilt, wees meester van ons gezamenlijk lot; ik hef den eed op, die uwe handelingen beperkte. Maar in ’s hemels naam, wees voorzichtig. Het zijn twee schitterende lotsbestemmingen, die ik in uwe hand leg!”

»Elisabeth, ik zal voorzichtig zijn. Uw groot vertrouwen, zal ik grootsch beantwoorden,” zeide hij, met een ernst die niets had van dat wilde vuur, waarmede hun gesprek was aangevangen, want plotseling greep hem met geweld de gedachte aan, dat hij oorzaak zoude kunnen zijn van haar val.

»Nooit zal een ander dan gij mijn hart bezitten, en zoo mij de gunst ontzegd wordt U mijn gemaal te noemen, dan sterf ik als jonkvrouw,” hervatte Elisabeth in de hooge opgewondenheid van haar gevoel.