Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/200

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voor dierbare belangen. Ik haakte naar het oogenblik, dat er geen geheim meer tusschen ons zijn zoude. Ik had u tegen naderende stormen den krachtigen steun van mijn arm, en al de macht van mijn invloed willen aanbieden, met al de trouw van een ijverig onderdaan en de oprechtheid van een waren vriend. Dat is nu voorbij, Mylady! Uwe overleggingen kunnen voortaan niet meer samenstemmen met mijne denkbeelden, noch uwe daden iets gemeens hebben met mijne handelingen. Mijn weg voerde mij langs St. Pauls. Daar, op het plein bij het Gods gebouw, had zich eene groote menigte samengeschoold. Eene angstige stilte, als die der verwachting, bij zulk eene talrijke schaar wekte mijne nieuwsgierigheid. Ik mengde mij onder hen. En ik zag…” — een edele toorn deed hier zijne oogen vonkelen — »ik zag een vlammenden brandstapel, en in het midden der vlammen een man… naakt aan een staak gebonden. Als sissende slangen omkronkelden hem de knetterende vlam men. Ik kwam u laat om hem te redden! …” Hier werd Courtenays gelaat, zelfs zijne lippen, van afgrijzen wankelen uit de volksmenigte riepen mijn naam. Toen hief de gemartelde de oogen naar mij op, drukte de verzengde stomp, die zijne hand geweest was, aan het hart, wees daarop naar den hemel, die van alles getuige was, en boog toen het hoofd als wilde hij zijn leven niet langer aan het vuur betwisten. — Die man was onschuldig! Men verweet hem geene misdaad, dan die van ketterij. Ketterij! Wie zal vermetel beslissen hoe de hooge Godheid het liefst wil gediend zijn! Wie zijn de menschen dat zij zullen straffen wat God zelf toelaat! Rondom die houtmijt stonden tien schreiende kinderen. Tien kinderen, die men den eenigen steun door den Hemel gegeven, willekeurig ontroofde. Hunne tranen zullen paarlen zijn aan den martelkroon van hun vader; maar wat zullen ze voor u zijn, Koningin? Neen, Maria! ontzet niet; blik trotsch omhoog; verbleek niet om uw eigen werk, want het was uwe werk; het waren uwe priesters die daar rondom stonden; uwe beulen die het vonnis uitvoerden; en het was uwe hand, die het onderschreef!”

Maria was diep getroffen door Courtenay’s voorstelling; zijn verhaal had haar geroerd. Zij huiverde bij zijne vraag. Zij had haar halve koninkrijk willen geven, dat niet juist hij van dit