Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Met den uitroep: »bedrogen!” die slechts een enkele gil was, zonk zij neder.

Gardiner, op alles voorbereid, had de aangrenzende zaal niet verlaten en trad binnen met Williams.

Hij richtte de Koningin op, die bleek, hijgend, trillende, met op elkander geklemde lippen, den arm naar Courtenay uitstrekte, en met de uiterste inspanning slechts stamelen kon: »Uw … gevangene… Williams!”

De bevelhebber der hellebaardiers aarzelde.

»Iemand als Mylord! Zonder eenjge bepaling…”

»Doe uw plicht, Williams!” sprak de Kanselier. »Ik ken zijne misdaad.”

»Daar hebt gij mijn degen, Sir!” zeide Courtenay met vastheid. »En gij, Kanselier! gij kent mijne misdaad; maar een machtiger dan wij allen kent alle de uwe! Kom, Williams, gaan wij!”

En toen zij in de voorzaal kwamen, stonden daar reeds Benefield en Darley, als lieden die dit oogenblik verbeid hadden. De page sloeg de oogen neder en wendde het hoofd af, toen zijn bloedverwant hem met de hand groette. Benefield zag Devonshire aan met een lach en een blik, die zoo kwaadaardig hoonend waren, dat Williams luid tot zijn gevangene zeide: — »Als gij het goed vindt, edele Lord! zullen wij de onbeschaamde blikken vermijden van de laaghartigen, die alleen moed hebben tegen een ongelukkige!”

De Graaf drukte den jongeling met diep gevoel de hand; deze voerde hem daarop in een afgelegen vertrek, waar zij eene nadere beslissing der Koningin zouden afwachten. Deze toefde niet lang. Het bevel om Courtenay naar den Tower te voeren, volgde spoedig.

In zijne eigene, prachtige, met al zijne wapens versierde bark, die voor het watertochtje naar Greenwich gereed lag, werd de Graaf naar de vestinggevangenis heengevoerd. Williams en twee hoplieden der lijfwacht vergezelden hem.

De Lord Gouverneur van den Tower, de ons bekende Chandos, nog van alles onbewust, had zich, uit vertwijfeling aan Arabella’s trouw en liefde, in zijn somber gebied afgezonderd. Hij ontving met de hoogste verbazing en schrik de strenge bevelen omtrent