Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/234

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

drukt met eene looden zwaargeestigheid, waarvan zij zelve de oorzaak niet kent. De gedachte, dat zij dezelfde lucht inademde als Courtenay, zoude voor Elisabeth misschien iets zoets gehad hebben, zoo niet de zekerheid van hem nooit te zullen naderen, van nooit zijne zuchten te zullen hooren, van nooit hare tranen met de zijne te kunnen vermengen, haar die denkbeeldige nabijheid tot eene grieve te meer had gemaakt. Bij haar eerste ontbijt bracht een hellebaardier haar een mandje met eieren; hij had met onbescheidenheid hare bedienden teruggewezen, en haar naderende, wees hij met den vinger een ei aan, lichtte even den zwaren baard op, en Elisabeth herkende het schalke gelaat van Arthur Polus. Zij nam het ei, en zag hem vragend aan. Eene harer dames kwam binnen. »Dientengevolge,” sprak de jongeling met gevatheid, »zal de ridder Gage zorgen, dat uwe Genade elken ochtend in hare kamer de mis kan hooren.” En hij verwijderde zich met een krijgsmansgroet.

Het ei, door Elisabeth in een onbewaakt oogenblik geoptnd, bevatte geen dojer; maar een briefje van Courtenay, met groote, wanstaltige, roodgekleurde letters geschreven. Het luidde aldus:

»God en zijne Heiligen mogen u behoeden, geliefste! Dit is het laatste wat Arthur u van mij brengen zal; de afstand die ons scheidt, wordt nu te groot. Men zendt mij naar Fotheringay-Castle. Laat bekommering over mijn lot het uwe niet verzwaren. Al ware het hard, dan had ik het verdiend door de roekeloosheid, waarmede ik u in gevaar heb gebracht! Dan, gij hebt het mij willen vergeven; uwe goedheid heeft mij getroost en ik heb moed voor hetgeen volgen zal. Ik ben aan edele handen toe vertrouwd. Darley, die mij gisteren bezocht, vergezelt mij. Blijf toch standvastig ontkennen; uwe onschuld zelve zal uwe woorden kracht geven, en men zal nooit het ergste tegen u durven ondernemen, zoolang uwe eigene bekentenis niets wettigt. Zonderling is het, dat men mij nog niets heeft ondervraagd! Ik weet niet eens met welke beschuldiging tegen mij de Koningin hare wraak omkleedt. Chandos is ziek. Gage, die hem vervangt, ontnam mij mijn schrijfgereedschap. Ik bezig de punt van Arthurs fijnen dolk; eene kleine wond geeft mij inkt. Vaarwel! Laat ik hier nog eenmaal die verzekering mijner oneindige liefde nederschrijven, waaraan gij hebt willen gelooven. Dit briefje brengt