Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/242

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn niets anders dan bewijzen, dat hare goedheid zich niet beleedigd achtte door mijne vermetele wenschen. Van staatkunde of partijschap was tusschen ons nooit sprake.”

»Wij hebben bewijzen van het tegendeel. Reeds den tweeden dag na uwe bevrijding uit den Tower hebt gij de Lady te Ashridge bezocht, Gij hebt uw bezoek voor het Hof geheim gehouden, onder den schijn van ongesteldheid. Dat was eene beraamde samenkomst met Wyatt, waarbij hij voor het eerst zijne plannen heeft blootgelegd.”

Courtenay begreep dat hij dit punt niet toestemmen mocht; Elisabeth was er in betrokken, daarom zei de hij:

»Indien ik de Prinses somtijds bezocht heb, niemand kan bewijzen, dat ik er geweest ben in vereeniging met Wyatt, dien Elisabeth niet kent dan door eene vluchtige, gansch niet gewenschte verschijning, en van wiens plannen ik geene andere kennis draag, dan die, welke ik der Koningin heb trachten mede te deelen.”

»Gij zijt dus niet te Ashridge geweest, gelijktijdig met Wyatt?” herhaalde de Kanselier, met nadruk ieder woord uitsprekende. »Gij en de Prinses wisten dus niets van zijne ontwerpen? Ik betreur het, dat ik zoovele betuigingen zoo op eenmaal tegenspreken moet! Laat de andere getuigen voorkomen.”

Benefield trad voor, vergezeld van vier mannen, die Courtenay niet kende.

Benefield betuigde met een eed dat hij den Graaf op St. Lukas-dag, den tweeden na diens bevrijding, ontmoet had in het bosch van Ashridge, dat hij dezen, ondanks eene zonderlinge vermomming, die hij beschreef, had herkend, en dat hij om zich te overtuigen den mantel des Graven had opgelicht, en zijne kleuren onderscheiden had. Dat verder een bediende, die Devonshire volgde, zich beklaagde dat men zijnen heer eene beurs had afgezet.

Toen verbleekte Courtenay.

»Die beurs bevindt zich in handen van dezen man,” vervolgde Benefield en wees op een der lieden, die bij hem waren. De voorzitter begeerde de beurs te zien, Men gaf hem het sierlijke voorwerp in handen. Met gouddraad en paarlen was op de eene zijde Elisabeths naamcijfer gewerkt, en op de andere haar devies: Semper idem.