Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/244

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

genoeg al de verachting zouden kunnen uitdrukken, die de Prinses aan den dag legde bij de voorstellen welke hij ons deed, en dat gij geloof zoudt weigeren aan de bijna gewelddadige wijze, waarop ik hem het stilzwijgen heb moeten opleggen. Maar nu gij het weet, Mylords! gelooft nu het woord van een edelman, op wiens naam geen smet kleeft; gij gelooft wel de eeden van schelmen, Wyatt is op dien avond met geweld in het vertrek der Prinses gedrongen, en nadat wij hem ernstig afgewezen hadden, heeft hij nimmer zijne pogingen tot gemeenschap met ons herhaald. In zijne papieren zult gij de waarheid mijner woorden bevestigd vinden. Zelfs deze brief, dien gij als getuigenis tegen ons aanhaalt, bewijst onze schuld niet. Het zijn slechts ongegronde veronderstellingen en onzekere verwachtingen, opgerezen in den verhitten geest eens oproerlings, en welke niet hebben kunnen beletten, dat de Prinses en ik zijn blijven leven en sterven zullen als de getrouwste onderdanen van Hare Majesteit.”

»Wij verzoeken u, voor u zelven te spreken, Mylord! Tegen Lady Elisabeth hebben wij nog andere bewijzen.”

Dat woord ontzette Devonshire. Hij had gehoopt door iedere beschuldiging, tegen hem ingebracht, te wederleggen, tegelijk háár te redden. Dat had hem moed en tegenwoordigheid van geest gegeven.

»En nu nog het laatste, Mylord!” hervatte de Kanselier, »Zendelingen van Wyatt, waarvan er nog voor den opstand één gevangen werd genomen, hebben met u eene samenkomst gehad ten huize uwer zuster, Lady Arabella Sterny, Wyatt en Suffolk hebben beiden verklaard daar te zijn geweest. De door een toeval ontstane brand heeft hen gedeeltelijk in hunne ontwerpen verhinderd; maar, blijkens enkele bekentenissen, moesten de toen aanwezige gewapenden zich in de gewelven van Sterny-House verbergen tot den volgenden dag, wanneer, zooals later gebeurd is, een gedeelte der burgermacht zich bij de verraders gevoegd zoude hebben. De naam van Lady Arabella wordt nergens genoemd; zij schijnt alleen voor eene bijeenkomst, van wier doel zij geen kennis droeg, een gedeelte van haar huis aan haar broeder te hebben afgestaan. Hare bedienden hebben verklaard, dat zij zich vroegtijdig heeft afge-