Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/250

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Neen, neen, Chandos! weg van mij!” sprak Lady Arabella schreiende tot dezen, »ik ben uwer niet waardig, ik ben de gade en de medeplichtige van een verrader!”

»Den hemel zij dank, zijne weduwe!” antwoordde de Lord van den Tower, »kom, Arabella, kom met mij aan de voeten der Koningin; zij is eene vrouw, zij zal medelijden hebben met de zwakheid eener zuster.”

Courtenay had sedert de laatste woorden zijner zuster het gelaat van haar afgewend en niets meer gesproken.