Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Benefield sloop weg met zijn dienaar, om zich ten minste het uiterlijk van een edelman te geven.

Nu trad Elisabeth in de zaal, aan de hand van Williams. Zij bloosde van verrassing, toen zij de deftige rei van edellieden en vrouwen gewaar werd, die haar met teekenen van diepen eerbied en genegenheid verwelkomden. Met welgevallen liet zij het oog rusten op de eigenaardige versiering der zaal, en blik en glimlach dankten Williams nog meer dan haar mond, toen zij zeide: »De eerste verademing na vele maanden van lijden ben ik u verschuldigd, Mylord! en God verhoede dat ik het ooit vergeten zoude.” Daarop vroeg zij met hoffelijke belangstelling naar de namen der genoodigden, zeide allen iets vriendelijks of vleiends, en liet zich toen eerst door Williams naar hare zitplaats geleiden. De gastheer verzocht nu ook de overigen hunne zetels in te nemen. Hij zelf nam plaats aan hare linkerhand, op eenigen afstand, en zij deed Mylady Williams aan hare rechterzijde nederzitten. — Benefield, die goedgevonden had tegenover Williams plaats te nemen, zeide tot dezen:

»Bij den hemel, Mylord! hare Ladyschap in aanraking te brengen met zooveel menschen…, zult gij dit kunnen verantwoorden?”

»Ik weet wat ik doe, Sir! In mijn huis moet en zal hare Genade behoorlijk ontvangen worden!” Dit zeggende gaf hij eenen bediende een wenk en kort daarop deed zich eene liefelijke muziek hooren.

Wij vinden hier Elisabeth in eenigszins veranderde omstandigheden weder. Om dit op te helderen gaan wij eenige schreden terug.

Op den morgen na het verhoor van Devonshire, had zich onder de geslotene vensters van Elisabeths slaapkamer in den Tower een ongewoon gerucht van krijgslieden en wapenen doen hooren. Spoedig daarna kwam haar kamermeisje Mary met een ontsteld gelaat melden, dat er honderd man lansknechten met een bevelhebber waren binnengerukt, »en ach! genadige Lady,” voegde zij er schreiende bij, »dit geldt u” — Nog nimmer had een plotselinge schrik Elisabeth zóó aangegrepen, en nooit had zij zóó weinig hare ontsteltenis kunnen bedwingen.

»Wees mij dan genadig, o hemel!” riep zij. »Zeg mij de