Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/255

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

waarheid, Mary! Het schavot van Lady Gray staat nog opgeslagen, is het zoo niet?”

»Neen, dierbare meesteres! dat is afgebroken; vrees dat niet, het is alleen,… men weet niet, waar die man u heen voeren zal?”

”Zie dan Mylord Chandos te spreken, Mary! en smeek hem, uit mijn naam, dat hij spoedig hier kome!”

Daarop trad er een man in hare kamer, die zich als de Gouverneur van Woodstock bekend maakte, en haar een bevelschrift vertoonde, waarbij zij aan zijn opzicht werd overgegeven. In.zoo ruwe en norsche taal en met zoo weinig inachtneming zelfs van den gewonen eerbied, aan haar rang verschuldigd, beduidde hij haar dat zij zich gereed moest houden hem te volgen, dat de Prinses het ergste van hem meende te kunnen verwachten. Zij ]iet hem echter geene zwakheid blijken, maar antwoordde met ernst en hoogheid, dat zij gehoorzamen zoude aan het hevel der Koningin, hoe stuitend ook de wijze mocht zijn, waarop het werd medegedeeld, en dat zij, om zich voor te bereiden, alleen wilde wezen.

Chandos kwam haar spoedig opzoeken.

»O, mijn God, Mylord!” zeide zij, »is er dan geene redding meer? Moet ik aan dien man overgeleverd worden? Wat is dat voor een man, die gouverneur van Woodstock! Zoude hij in staat zijn mij in stilte te vermoorden?”

»Hoe hard het mij ook valt, Mylady! ik moet u aan dien man toevertrouwen. Ik geloof dat hij uwe Ladyschap naar Woodstock voeren zal Die Benefield is een lomp, ruw mensch, maar tot zulk eene daad acht ik hem niet bekwaam, en ik ben wel verzekerd, dat hij daartoe geen bevel heeft.” — Chandos wist dit niet, doch hij wilde haar niet ontijdig verontrusten.

»Daarenboven, ik sta onder de hoede der Voorzienigheid, maar als die man dacht dat ik te eeniger tijd mijne vrijheid herkrijgen, of weder in mijne rechten treden kon, dan zou hij mij zóó niet durven behandelen als hij nu gedaan heeft.”

»De hemel geve, dat voor uwe Ladyschap de horizon zich evenzeer verhelderen zal, als thans voor den Graaf van Devonshire!” begon nu Chandos, die, als een verstandig trooster, liever eene afleiding maakte door eene blijde tijding, dan te