Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/256

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

blijven staan bij eene zwarigheid, die niet konde weggenomen worden.

»Is hij gered?” vroeg Elisabeth, en hare oogen schitterden van blijdschap.

»Zijne onschuld is ten minste gebleken, Mylady, voor een gerechtshof van pairs, dat in zijne zaak benoemd was. Eene schriftelijke verklaring van Wyatt heeft die ten volle bewezen. Men heeft hem, wel is waar, naar Fotheringay teruggevoerd, en hij is niet openlijk vrijgesproken, maar hij is evenmin veroordeeld en men kan hem met geen schijn van recht het ergste aandoen.”

»Nu daarvoor dank ik den hemel! dat geeft mij rust!”

»Zijne zuster, de ongelukkige Lady Arabella…” begon de Lord weder… doch de vrouwen der Prinses kwamen binnen.

Zij moesten toebereidselen maken tot haar vertrek, en hij was genoodzaakt haar te verlaten.

Met diepe bekommering zag Chandos haar iets later vertrekken, onder geleide van Benefield, die de onhoffelijkheid had, haar met zijn krijgsvolk te omsingelen als ware zij eene krachtvolle oproerling geweest, tot elke wanhopige daad besloten. Hare vrouwen en Sawers mochten haar vergezellen. Dit zal wel een van de bangste oogenblikken haars levens geweest zijn. — Hare zielsgesteldheid blijkt genoegzaam daaruit, dat zij herhaalde malen aan hen, die haar omringden, vroeg, wie toch die Benefield was en waarheen hij haar voerde. Vragen, waarop niemand met zekerheid antwoorden konde. Nog dien eigen avond kwamen zij te Richmond, een der koninklijke lusthuizen aan den oever van den Theems. Met eene gewaarwording van vreugde hoorde Elisabeth, dat de Koningin zich daar bevond, Zij smeekte dat men haar zoude toestaan hare zuster te zien. Dan, de ridder verwittigde haar, dat zij daarop niet te hopen had, en ook geen gemeenschap zoude hebben met het hofgezin. Van de kamer, waarin hij haar bracht, bezette hij den toegang met zijne wachten, en het gekletter hunner wapenen klonk haar van tijd tot tijd in de ooren. Eene enkele lamp verlichtte het holle, sombere vertrek, waarin zij zich bevond. De meubelen waren van zwart ebbenhout en meestal uitgesneden in grillige, grijnzende gedaanten, of schroefen slangsgewijze gedraaid. De