Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hooge, boogvormige zoldering van stukadoorwerk, de onbehangene muren en de steenen vloer, waarop slechts biezen uitgestrooid lagen, galmden elk woord dat er gesproken, elke zucht die er geslaakt, elken voetstap die er gedaan werd herhaalde malen als eene echo terug. Er ligt iets akeligs in dien weêrklank der menschelijke stem op eene slecht verlichte plaats, en onder omstandigheden die beangstigen. Elisabeth leefde in een tijd, dat men nog zeer vatbaar was voor zulke aandoeningen, en ze grepen haar des te geweldiger aan, daar alles wat haar omringde haar schrik inboezemde, van het woeste en onstuimige gedrag haars geleiders tot de half gesmoorde klachten der treurende vrouwen, die zich angstig om haar heen drongen; want allen, zelfs de streng katholieke staatsdames der Koningin, hadden haar lief gekregen. Eindelijk vroeg zij naar Sawers. Hij kwam. »Beste Sawers!” zeide zij, »en gij allen, bidt voor mij en met mij; want deze nacht is die van mijn dood!” Allen troostten haar zoo goed zij konden; doch de oude man verwijderde zich met de woorden: »Ik zal voor u een beschermer vinden.”

En nu deed hij onderzoek naar Williams. Deze was te Richmond. Het gelukte hem den Lord te spreken te krijgen. Hij deelde hem de onrust der Prinses mede, en zijn besluit om met zijne makkers haar leven tegen elken heimelijken aanslag te verdedigen.

»God verhoede,” antwoordde Williams, »dat men zoo iets schandelijks ondernemen zoude! Eer dát gebeurde, zoude ik met al mijne lieden aan hare voeten sterven.” En hij wist te bewerken, dat Benefield de wachten terugtrok, en waakte zelf den ganschen nacht met zijne hellebaardiers voor hare deur.

Des anderen daags werd Elisabeth verrast door een bezoek van Arundel. Deze edelman was, toen hij met hare betrekking tot Devonshire bekend werd, zeer ontevreden over de achterhoudendheid door haar te Ashridge aan den dag gelegd, Hij had gewild dat zij een oprecht vriend, zooals hij, vertrouwd zoude hebben. Hij had, in zijne verbittering, eerst geloof geslagen aan de aantijgingen harer vijanden, en weinig lust gevoeld om zich opnieuw voor haar in de bres te stellen. Dit had