Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/263

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Die arme!” zuchtte Elisabeth, »hij, die zooveel lijdt om mijnentwil.”

»Is het dan geene zaligheid voor u te lijden ? Mylady! hoor mij een oogenblik aan, nu, voordat ik van hier ga, in dit laatste uur dat ik u zie! Zoo ik zeggen mocht, wáárom ik langzaam sterf, mij dunkt dat zou verlichting geven. Is er iets wreeder dan een lijden dat niemand kent, waarin niemand deelt, waarvoor niemand medelijden heeft ? Dat lijden is pijnlijk als eene vergiftigde wond, en ongeneeslijk als de kanker. Vertiendubbel de ellende van eene gestoorde liefde, Elisabeth! en gij zult dat nog wellust noemen bij den hopeloozen hartstocht, dien ik voedde met de krachten eener voorheen hoopvolle jeugd, met het beste van mijn bloed, met alles wat sterk en goed in mij was; een hartstocht, die zich nooit heeft mogen uiten, door geen gebaar zich verraden, door geene klacht zich verlicht heeft; die zich nooit verkwikt zag door een traan van medegevoel of door een woord van vertroosting! Dat is de hartstocht waarmede ik bemin, waarmede ik u bemin, Elisabeth !”

En hij lag snikkend aan hare voeten.

»O zwijg, om ’s hemels wil, zwijg, beklagenswaardige!”

»Ik weet het, mijne liefde is waanzin. Ik weet dat zij geen zweem van beantwoording te wachten heeft, maar het is mij een bitterzoet genoegen met u de kwellingen van mijn leven te doorloopen. Ik beminde u sedert het eerste oogenblik, dat mijn hart zich opende voor het gevoel. Toen zag ik, bij mijn eerste bezoek aan het hof, u, de aangebedene. de verhevene dochter des Konings, in den vollen glans van vorstelijken luister, als de geliefde zuster van Eduard VI. Na dien lijd was uw beeld met mijne gedachten samengeweven; ik stelde in niets belang dan in hetgeen u betrof, ik luisterde slechts dan, als men van u sprak. Ik wist, dat geene andere uitkomst mij wachtte dan vertwijfeling, en dat krenkte mijne gezondheid; van toen af dagteekenen die jammerlijke toevallen, waaronder mijn lichaam zich soms nederbuigt. Toch gloorde er wel eens een sprankje van hoop. Toen Seymour u met zijne liefde vervolgde, meende ik dat zoo een Williams zich tot den rang van een Seymour verheffen kon, hij dan toch de minst onwaardige zoude zijn; en ik werd eerzuchtig! Northumberland verdrong de Seymours, en gij daaldet af van uw rang als ver-