Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/268

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ik heb gehoord dat ze hem niet kronen zullen; zou dat waar zijn, master Crowbie?” vroeg een handwerksgezel.

»Waar, ja!” antwoordde de eerzame burger; »maar rechtvaardig, neen! De Koning heeft niets gedaan om zulk een hoon te verdienen. Hebben niet eenige honderde burgers, die in het Wyatt-proces betrokken waren, door hem vergiffenis gekregen?”

»Het waren ook maar geene harde voorwaarden! Als misdadigers, met stroppen om den hals, en blootsvoets genade te komen smeeken! Wie doet dat, als hij nog een greintje eer in het lijf heeft?” sprak een opgeschikt jongeling, die zeker bij het boogschieten eens den prijs behaald had, en voortaan enkel van eer droomde.

»Wat! is het dan meer vereerend als de strop toegehaald wordt?”

»Hoort, vrienden! de Spaansche Vorst is geen Koning voor ons. Ik ben nog kortelings te Londen geweest, om leer op te doen,” hervatte de meest geachte handschoenmaker van het stadje. »Hij sluit zich in Whitehall op als in eene gevangenis. Wie heeft er ooit van gehoord, dat de Engelschen hun Koning niet vrij naderen mochten!”

»Ha, ha, ha!” schaterde het uit een anderen hoek der gelagkamer, waar het veel wilder toeging, »Nu verdoemd, dat was verraders loon!”

»Wat spelen ze daar?” vroeg master Crowbie deftig.

»Als gij ons voor eene kruik alle vrij houden wilt, zal ik het u vertellen, rijke master Crowbie! Maar eerst het bier; want het liedje is lang en maakt dorstig.”

De eerzame burger, door het bijvoegelijk naamwoord meer nog overgehaald dan door zijne nieuwsgierigheid, nam de voorwaarde aan.

Een jong gezel klom op eene bank aan het achtereinde van het vertrek, en begon:

»Vrienden! zoudt ge het van Dick Develt den vreedzamen messenmakersgezel in den winkel van master Hunsdon, wel willen gelooven, dat hij nog kort geleden een voorvechter was onder de winkeljongens van de city? En waar is het toch! Ik was in de laatste dagen drukker op straat dan bij de uitstal-