Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/269

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ling; er was ook te veel te zien om te staan suffen; mijn meester en ik kregen woorden, het liep hooger dan mijn geduld toeliet, en ik begreep dat er elders ook brood te verdienen was, als men goede handen had, en zoo kwam ik te Woodstock. Ik zeg dit maar, om te bewijzen dat ik wel te Londen geweest ben ten tijde van het voorval dat ik nu verhalen zal. Het is een van de levendigste straatfeesten, die wij in de goede city zoo dikwijls hebben, dat wij er aan gewoon zijn, maar die voor u landbewoners…”

»Ter zake, ter zake, Dick!” riepen allen.

»Nu dan: heeft iemand uwer ooit van den Graaf van Devonshire gehoord?”

»Bah! houdt gij ons voor domkoppen en Hooglanders! Zouden wij niets van den grooten Graaf weten!”

De heer bij het vuur hield de hand voor de oogen en scheen te slapen.

De monnik las in zijn getijboek.

»Goed dan, maar gij weet niet dat hij een page heeft gehad, een neef, een bastaard van zijn vader, of zoo iets; met een gezicht als een meisje en listig als Kitty, mijn meesters dochter; met handen die hij nooit door werken bedorven heeft, en die een boosaardige verrader was, een Judas die den goeden Graaf die hem liefhad als eene adellijke dame haar schoothondje, en die hem gekleed heeft in zijde en fluweel, als de zoon van een Hertog — maanden lang bespied heeft om achter zijne geheimen te komen, en dat het hem haast gelukt zoude zijn den Graaf op het schavot te brengen in de bange dagen van het Wyatt-proces, zoo niet de oproerling zelf diens onschuld aan: den dag gebracht had, waarvoor God hem loone!”

»Neen, dat wisten wij niet! Die booswicht! Die schelm!”…

»St… st… Het rechtsgeding van den edelen Courtenay, waarin die verwenschte satan zijne rol speelde, was wel in stilte afgeloopen, maar de verrader, die Darley, werd toch bekend, en ieder aan de city-zijde van Templebar wist welk een lievertje hij was, al zag hij er nog zoo fraai uit, als hij in het gevolg der Koningin door het park reed!”

De monnik nam zijn kistje en wilde gaan.