Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Pater, gij moest nog wat wachten!” zeide de vreemde heer, »zoo aanstonds vertrek ik ook; wij konden dan samen gaan; mijn goed zwaard kon u van dienst zijn; hier wierp hij een sprekenden blik op de glurende soldaten.

»Ik dank u, heer! De hemel beschermt de zijnen, en mijn weg is niet ver meer. Ik ga slechts tot het kasteel; antwoordde de monnik en hij stapte driftig weg.

De andere haalde de schouders op, en zette zich weder in zijne vorige houding.

Dick vervolgde:

»Op zekeren avond in de schemering zag ik Darley alleen door Bondstreet slenteren, dwars oversteken, en eene zijstraat inslaan; die gaat op avontuur, dacht ik, en volgde hem. Ik was niet de eenigste die hem herkend had. In die smalle, kronkelende, morsige dwarsstraten wonen velen, wier handen harder zijn dan hunne harten, en bij wie het aandenken aan Courtenay even levendig was, als hun afkeer jegens zijn verrader. Ook duurde het niet lang, of luide stemmen lieten zich hooren, die hem geen vriendelijke namen toevoegden, vooral toen hij een wijf, dat hem eens duchtig in het gezicht keek, om te zien, zooals zij zeide, of hij nog zijne oogen zoo zacht kon nederslaan, met een ruwen stoot van zich afduwde. Toen namen de mannen, juist knechten van het vleeschhouwersgild, die hunne bijlen op zijde hadden, partij voor die vrouw. Van alle kanten, uit alle kronkelsteegjes schoten mannen, vrouwen en kinderen toe, die zich met een luid gejouw om hem heen drongen, want het waren zijne vrienden niet die aankwamen, daar een half woord van de anderen hun den algemeenen vijand aanwees. Hij hield zich moedig, dat moet ik zeggen. Ik zag wel dat hij angstig was, want de oogen puilden hem half uit het hoofd, en het zweet gudste neêr van zijn voorhoofd; maar hij trok toch zijn degen, zwaaide dien om zich heen, en wilde zich een weg banen, eerst had hij hard geloopen, maar dat werd hem nu belet. Hij wilde iets zeggen, dan het geschreeuw der vrouwen en de vuisten der mannen sloten hem den mond. Eindelijk riep een der vleeschhouwersgezellen: Het volk heeft Courtenay niet kunnen bevrijden; laat het volk nu Courtenay wreken! Wij zullen de straf uitvoeren. — Dat was het doodvonnis van den page.