Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/271

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Naar den Theems met hem, naar de rivier met den Judas! klonk het als uit één mond, en nooit waren zooveel wilde hoofden het zóó eens geweest. — Laat ons hem doen, wat hij zijnen heer had toegedacht! gilden de vrouwen, die altijd verder gaan dan de mannen, en krachtige armen begonnen nu hem aan te grijpen, en ik zag hoe hij van angst ineenkromp. Toch scheen er een oogenblik nog redding voor hem te zijn. Hij had zich weten los te wringen door de handen der aanvallers te verwonden, was eenige schreden vooruit geraakt en klopte aan een hui, dat er nog al niet slecht uitzag: het huis waarheen hij zijne avondwandeling gericht had. Hij klopte zoo driftig, alsof het de poort van het paradijs was. Het was ook om zijn leven dat hij klopte! Een alleraardigst jong meisje deed open. Ik hoor nog de akelige stem, waarmede hij riep: — Eva! laat mij binnen! — dan te laat! Zijne vervolgers waren tusschen hem en de deur doorgedrongen, en grepen hem met kracht bij de keel, juist toen hij wilde binnensluipen. — Heks! wildet gij den verrader van Courtenay helpen! schreeuwden ze het meisje toe. — Verrader!… Courtenay! … gilde de arme deern, en viel met opgeheven armen op den stoep neder. De slachtersknechts sleepten Darley voort. Ik had geen lust verder te volgen; ik had meer zulke bokspartijtjes gezien; ik wist hoe het afloopen zoude, en het meisje, dat in zwijm lag, wekte meer mijne nieuwsgierigheid! Ik bracht haar zoowat tot zich zelve, en zag dat zij met eene zuster woonde, die jonger en veel mooier was. Ik stelde haar, zoo goed ik kon, gerust omtrent Darley, dien ik wel zag, dat de oudste liefhad; maar zij wilden beiden verder niets van mij weten: het waren verwenschte nuffen!”

»En Darley?” vroeg de vreemde heer met drift.

»Darley, Sir! wel dat spreekt vanzelfdes anderen daags zag men de stukken van zijn lijk op den Theems drijven.”

»Afgrijselijk!” klonk de diep gesmoorde stem van den vreemde, terwijl hij haastig vertrok, »het volk is als de wilde dieren!”

»Wat zeide hij daar?” riepen de overigen, die gedurende het verhaal met open mond geluisterd hadden, en nu zich op eens lieten afleiden.

»Dieren!” zeide Dick, terwijl hij zijne ale dronk, »als de