Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/272

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Vorsten niet rechtvaardig zijn, moet het volk het wél wezen; maar zoo gaat het! Die gentlemen trekken altijd partij voor de zijden wambuizen!”

De soldaten hadden het einde van Dick’s verhaal niet afgewacht.

»Genade! Barmhartigheid, laat mij! dat is geen goud. Ik ben een arme dienaar der Kerk, die eene stervende gaat vertroosten.”

»Uw goud, monnik! dat kistje! ” krijschten twee kerels, in welke wij de soldaten herkennen. Zij dreigden met hunne hartsvangers den Franciskaner, die zich tegen hen trachtte te verdedigen. Daar stoof in vollen galop een ruiter uit eene zijlaan te voorschijnt sprong van zijn snuivend ros, en bevrijdde met krachtige hand den kermenden geestelijke. Het is waar, de beide schelmen vereenigden zich nu tegen hem, dan, zijn degen was van het beste staal, en zijne geoefendheid overtrof verreweg de hunne. Een der soldaten viel doodelijk getroffen; de tweede, wien het wapen uit de hand geslagen was, vluchtte, en de ruiter wendde zich nu tot den monnik, die dankend aan zijne voeten zonk.

»Sta op, pater! Dit ongeval ware u niet overkomen, zoo gij het geleide aangenomen hadt, dat ik u in de herberg te Woodstock aanbood; maar gij hebt u willen verwijderen; dank het uwen Beschermheilige, dat wij één weg hebben.”

»Ach, edele heer!” antwoordde de monnik en sloeg de oogen naar den grond, »dat komt omdat… er zijn plichten die… Ik heb eene zending… Ik moet voort naar het kasteel van Woodstock,” voegde hij er haastig bij, zich bezinnende.

»Jezus, Maria! ik sterf!” steunde de gevallen soldaat.

»Monnik, hoor mij aan, en geef mij de absolutie!”

De pater naderde hem.

»Eerwaarde vader, dit is mijne eerste misdaad niet! Terwijl ik hier lag, heb ik dien edelman dáár herkend. Zoo waarachtig ik van de verdoemenis wensch vrij te zijn, zoo waarachtig is dat de Graaf van Devonshire!”

»Devonshire!” herhaalde de monnik, en zag naar dezen om. En werkelijk, in de nog altijd bevallige trekken van dat bleeke,