Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/274

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met last mij geheel tot zijne beschikking te stellen. Daar werd mij bevel gegeven…; maar beloof mij, op uw woord als edelman, nooit misbruik te zullen maken van mijn vertrouwen ten koste van hen, die ik u noemen moet om iets vreeselijks te voorkomen!”

»Ik beloof het u, en ik heb mijn woord nooit gebroken. Vervolg.”

»Men zond mij naar Woodstock om den Kapelaan te vervangen, en eene vrouw, Lady Elisabeth genaamd, die de Kanselier eene hardnekkige ketterin noemt, voor te bereiden tot sterven. ”

»Tot sterven? om Godswil heeft men haar dan… O! dat ware…”

»Nog niet, Mylord! maar mijne aankomst is haar dood. Er is iemand in het kasteel, die haar vergift zal reiken; die man zal handelen als ik aangekomen ben; men verwacht veel van mijn overleg, want alles moet snel en zoo heimelijk gaan, dat zelfs hare vrouwen niets vermoeden. Toen ik zeide, dat mijne aankomst haar dood was, doelde ik op een langzaam sterven, want eene ziekelijkheid van eenige maanden zal de wereld verblinden, en haar tijd gunnen om te denken op het heil harer ziel! Ja, Graaf! gij huivert niet zonder reden. Het is een afschuwelijk plan; het verwondert mij niet, dat uwe lippen verbleeken van toorn en schrik over dit weefsel van boosheid, dat men mij geheel ontwikkeld heeft, en waarbij men op mijne medehulp rekent. Heilige Franciscus! het is door zulke middelen, dat men den godsdienst denkt op te bouwen? Is het niet juist om het heiligste tot een gruwel te maken voor de menschen? Was het ook met vergift en dolk, dat de Heiland zijne leer predikte? Mijn ijver voor de ware Kerk; mijn afschuw van alle scheurzieken; mijn ernstig bidden voor hare eenheid; mijn stipt nakomen van elk harer voorschriften misleidde hen, en hebben hen bewogen juist mij een last op te dragen, dien men mij als een verdienstelijk werk afschilderde. Heilige Maagd, kan sluipmoord dan verdienste zijn!”

»Zeg mij of gij dat op u genomen hebt, monnik!” viel Courtenay hem heftig in de rede.

»Gij kent den regel onzer orde: blinde gehoorzaamheid. Had