Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wij op zijn tocht naar Ashridge verzeld, was een der edelste, dapperste en meest begaafde heeren van gansch Engeland. Hij was voor de ridderschap van zijn vaderland en tijd, wat Gaston de Foix en Bayard voor de hunne waren. Uit een der eerste adellijke huizen gesproten, zelfs met het regeerende geslacht verwant, was hij het, wien adel en volk elkander beurtelings aanwezen als den treffelijkste onder de voortreffelijken. De naijverige staatkunde van Northumberland, die den ziekelijken Eduard VI en met dezen geheel Engeland naar willekeur beheerschte, had hem, tegelijk met zijn vader, Sterny van Devonshire, in den Tower geworpen, uit eene zekere vrees dat zij beiden, bij een spoedig uiteinde des konings, hem en zijne daarop gebouwde eerzuchtige plannen in den weg zouden kunnen staan. Toch had hij het niet durven wagen, een zoo doorluchtig hoofd te doen vallen, overtuigd dat daardoor in Londen alle hoof den zich opsteken en tegen hem vereenigen zouden; aan den grijzen vader alleen had hij zijn tyrannentoorn gekoeld; de oude Graaf van Sterny had het schavot moeten betreden, terwijl men zijne goederen verbeurd verklaarde, zoodat de zoon, bij gemis van fortuin, niets wezenlijks zoude kunnen ondernemen, indien het hem al mocht gelukken zich van zijne boeien te ontslaan.

De jonge Graaf zuchtte dus nog in den staatskerker, toen Maria den haar toekomenden scepter aan de zwakke Johanna Gray ontrukte, en een bevel om hem, die haar bloedverwant en katholiek edelman was, zijne vrijheid te hergeven, was eene der eerste daden van hare oppermacht geweest; een bevel echter, dat eerst later werd uitgevoerd, nadat zij zich reeds in het rustig bezit bevond van den vaderlijken erftroon. Ons verhaal neemt een aanvang op den tweeden dag na zijne invrijheidstelling, toen hij, om een misschien te onbedachtzaam uitgesproken wensch van Elisabeth te voldoen, met de vermetelheid eener oudridderlijke galanterie, onder een licht te ontmaskeren voorwendsel zich onttrok aan de uitdrukkelijke begeerte der koningin, om hem zoo spoedig mogelijk op Whitehall te zien, zonder er eens aan te denken, dat hij zich misschien op nieuw aan eene zeer gevaarlijke ongenade waagde, terwijl dankbaarheid en étiquette beide vorderden, dat hij zijn eerste bezoek aan de Koningin bracht. Doch luider dan dankbaarheid en étiquette