Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

sprak het gevoel, dat hem naar Elisabeth trok; hij beminde haar en had wederkeerig de verzekering harer liefde ontvangen. Zeker was die beantwoorde genegenheid een diep geheim, waarin slechts Staunton, een Schot van beproefde trouw, was ingewijd, terwijl al de anderen, die Elisabeth en Courtenay omringd hadden, in hunne verstandhouding niets zagen dan eene verbintenis uit staatkunde, daar het niemand hunner inviel, dat eene vorstin als deze iemand anders haar hart zou kunnen schenken dan aan een geboren vorst. Ook versterkte de Graaf hen in deze dwaling door een aan schroomvalligheid grenzen den eerbied en door eene terughouding en omzichtigheid in geheel zijn gedrag, die in hem niets meer deden zien dan een heimelijk aanhanger der partij, waarvan zij de leus was, en daarom verheugde zich de getrouwe hofmeester Sawers zoozeer, toen hij Devonshire zag, en begreep, dat deze met vele anderen, die haar voorheen toegedaan waren, zijne meesteres nog niet verlaten had.

Nauwelijks had Sawers zich verwijderd, of de Graaf nam zijn hoed af, wierp dien driftig op den grond, ontdeed zich van zijn mantel en stond toen dáár in den vollen glans van mannelijke schoonheid en prachtigen kleedertooi. Hij was in den kracht vollen bloei des levens, nauwelijks zes en twintig jaren oud! van eene hooge en slanke gestalte, wier schilderachtige vorm in de nauwsluitende ridderkleeding op het voordeeligst uitkwam. Dan, wie beschrijft naar waarheid dien schitterenden gloed zijner groote zwarte oogen; die zachte zwaarmoedigheid, welke hun vuur temperde; dien zielenadel, welke dat open gelaat met zulk een verheven schoon verheerlijkte; dat trotsche voorhoofd, waarop die donkere lokken zich luchtig bewogen: dien kleinen mond waaraan de licht opgetrokken bovenlip eene uitdrukking van fierheid gaf, weder verzacht door den gullen glimlach die er om heen speelde; — genoeg zij het, licht herkent eene mijner lezeressen in deze omtrekken een ideaal van mannen schoonheid, dat toen geen ideaal was, maar de wezenlijke gedaante van den edeten Graaf Courtenay, van wien Elisabeth op later leeftijd zeide: Il Devonshire nell’ amore aveva talenti angelisi, (de Graaf van Devonshire was een engel in ’t minnen). Eene lichte bleekheid, nog sterker uitkomende door den zwar-