Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ten, glanzigen knevelbaard, welken hij droeg op de manier, voormaals door François I in de mode gebracht, was misschien nog een gevolg van de kerkelijke opsluiting, waaraan hij sinds eenige maanden was onderworpen geweest, maar zette hem evenwel iets ongewoon belangwekkends bij.

»Woont hier Elisabeth!” riep hij smartelijk uit, een somberen blik in het ronde werpende, »is dit berooide verblijf eene huisvesting voor zooveel grootheid en deugd, voor zooveel talent en schoonheid? Op mijn woord als edelman, dat moet, dat zal anders worden!” Daarop de oogen weemoedig smeekend ten hemel slaande, vervolgde hij: »Neem haar op in uwe bescherming, gij Heiligen! voor mij niets dan den Tower, voor haar slechts het koninklijk purper en Whitehall!”

De oude hofmeester kwam nu terug en met eerbied ging hij den Graaf vóór naar de zaal, waar zich de jonge vorstin bevond. Zij zat in een ruimen armstoel, dicht bij den ontzaggelijk wijden en hoogen schoorsteen, waarvan de mantel en de stijlen met bonte mozaieksteenen waren ingelegd en waarin een vuur brandde als een kleine brandstapel, maar dat evenmin de koude geheel wegnam in deze holle Gothische zaal, als de enkele waskaarsen op de luchters en de flauwe lamp nevens de Prinses er de duisternis volkomen deden wijken. Zoodra Elisabeth den Graaf bemerkte, die eerbiedig aan .den ingang van het vertrek was blijven staan, een wenk afwachtende om nader te komen, wilde zij hem in blijde verrukking te gemoet gaan, doch de vreugde had haar zoozeer geschokt, dat zij de knieën voelde knikken en genoodzaakt was te blijven zitten. Courtenay liep nu snel op haar toe en wierp zich met den uitroep: »Elisabeth! gij hebt het gewild!” aan hare voeten neder.

»Courtenay! mijn getrouwste, mijn eenige vriend! gij weder in vrijheid,” antwoordde zij, hem de hand reikende, »mijne stille bede is verhoord geworden; nu, nu weet ik dat Maria goed is; zij is waarlijk niet hard!”

»De koningin was slechts goed voor mij, doch meent gij dat ik haar recht dankbaar zijn kan? Zij deed niets voor u; zij verwijdert u uit de hoofdstad; zij verbant u op een uitgewoond slot; zij…

»O, ware het dit alleen! Zij ontneemt mij de pensioenen die