Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/280

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijne eer en zijne zaligheid zetten zoude op een laatsten worp. Benefield had reeds bevel ontvangen zijne gevangene voor het eerst toe te staan aan hare zuster te schrijven. Wat die brief moest uitwerken was reeds bepaald; de Prinses zoude ten gehoore bij de Koningin toegelaten en daartoe naar Whitehall vervoerd worden; bij de bemiddeling des Konings en de behendige buigzaamheid van Elisabeth was de uitslag daarvan niet meer onzeker — en Gardiner berekende dat eene ongesteldheid alleen verhinderend. tusschenbeide konde treden… dat die ziekte doodelijk zoude zijn, daarvoor, meende hij, was op de zekerste wijze gezorgd.

Bij de invrijheidstelling van Courtenay bleef over zijne schuld of onschuld een zonderling halflicht verspreid. Hem werd alleen de verklaring afgevergd, dat hij nooit iets had willen, of voortaan zoude ondernemen tegen de rust van het rijk; een flauwe afloop voorwaar van eene met zooveel hevigheid aangevangen vervolging! Toch werd hem als voorwaarde opgelegd, elke gemeenschap met Prinses Elisabeth af te breken: eene voorwaarde waaraan hij zich misschien niet zoude onderworpen hebber. zonder een brief van haar zelve, door Arthur Polus gebracht. Deze had zijn broeder, den Legaat, naar Woodstock vergezeld, Elisabeth van aJles onderricht en zich aangeboden om haar antwoord over te brengen, waartoe de slimme knaap gelegenheid vond door zich te voegen bij de twee edellieden welke den Graaf zijn degen gingen terugbrengen.

In dezen brief smeekte Elisabeth haar verloofde dringend, de aanspraak die hij had op hare hand in deze oogenblikken niet te laten gelden. Zij sprak er van, dat hare hoop op vrijheid daarmede in verband stond, en raadde hem, daar zij beiden, omringd door een drom van verspieders, in elke handeling belemmerd zouden zijn, liever voor eenigen tijd het vaderland te verlaten, dan zich bloot te stellen aan telkens hernieuwde aanvallen van teleurgestelde vijanden.

»Wijders,” zoo schreef zij hem, »dank ik God met vuur voor uwe redding. Gij hebt veel, zeer veel voor mij opgeofferd; ook ik zal standvastig zijn, en, zoo de Hemel het wil, zijn wij slechts voor een tijd gescheiden om later een groot geluk met elkander te deelen. Mijn toestand is voor het tegenwoordige kommerlijk