Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der menschen. die mij meestal voorkwamen juist het tegendeel te wezen van hetgeen zij wilden en waren; slechts enkelen, en onder die weinigen gij, mijn Graaf! voelen zich edel genoeg, om zich te vertoonen, gelijk zij zijn, en ik heb opgemerkt, dat dezulken veelal de slachtoffers werden van die anderen Hoor mij, Eduard! Als voorheen Koning Hendrik mij tegenlachte, dan sidderde ik; dan overwoog ik ernstig wat ik gezegd had, of nog zeggen moest; dan zag ik in verbeelding het akelig schavot voor mij, waarop mijne arme moeder, door zijne lachjes gerustgesteld, onbezorgd toeliep. Denk daar aan! en vergeet het niet, dat Maria Tudor zijne dochter, zijne oudste dochter is: ”

»Indien de Koningin mij eenige vriendschap bewijst, weet ik eene gunst die ik haar afvragen zal.”

»En die is?”

»Dat zij rechtvaardig handele jegens u, dat zij u een zuster lijk hart toone,”

»Hoe! gij beantwoordt mijne waarschuwing met spot?”

»Zoo iets van mij te denken! Neen, het is mij ernst, heilige ernst, en ik wensch, noch begeer iets anders van haar; maar, bij St. Joris! dit ééne moet zij mij toestaan, en geloof mij, ik al met bedachtzaamheid te werk gaan.”

»Graaf van Devonshire!” hernam de Prinses plechtig, »bij het geluk van dit uur, bij onze liefde! indien ik iets op u vermag, sta mij dan ééne bede toe?”

»Er is niets wat gij van mij eischen en ik niet volbrengen zoude, behalve het bevel niet meer aan u te denken.”

»Beloof het mij, op uw ridderwoord en bij de gedachtenis van uw vader!”

»Op mijn ridderwoord en bij het gedenken van mijn vader!” zeide hij, in hoogen ernst de rechterhand opheffende.

»Welaan dan, Ik wil niet dat gij een enkel woord zult spreken te mijnen behoeve, noch bij de Koningin, noch bij iemand; ik verbied u zelfs aan het hof mijn naam te noemen! Gij hebt er u door een eed toe verbonden, vergeet dit niet! Verder smeek ik u dat gij het geheim onzer liefde in het diepst van uw boezem terugdringt; het zij een stil, onbenijd geluk tusschen ons beiden!”

»Elisabeth!” antwoordde hij weemoedig, »gij hebt mij eene