Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Voorzichtigheid en eigenbelang, Graaf!” hernam de andere koel. »Luister! Wyatt is niet te bedriegen. Er bestaat eene geheime verbintenis tusschen deze Vorstin en u. Staatkunde of liefde moge u vereenigen, in beide gevallen bied ik u iets aan, dat welkom moet zijn. U, mijne edele Prinses, doorluchtige dochter van Hendrik VIII, den troon van uw vader, waarop gij, desverkiezende, den Graaf verheffen kunt; en u, Mylord van Devonshire, de gelegenheid om uwe Lady met daden te toonen, dat gij hare zaak dienen wilt. Deze ring, de eigen zegelring des Hertogs van Suffolk, is mijn geloofsbrief: de mogelijkheid mijner gevangenneming of eenig ander ongeval liet geen anderen toe. Ik heb niets schrifteJijks. Mylord Suffolk is met de tegenwoordige regeering zeer ontevreden. Het ongeluk zijner dochter, Lady Johanna, de verijdeling van al zijne schoone ontwerpen, op hare macht gebouwd, zoude alleen genoegzame reden daar voor zijn; dan er is meer: hij houdt het met ons allen voor zeker, dat de Koningin den ondergang van den hervormden godsdienst besloten heeft. Er is nog wel niets tegen dezen onder nomen, maar de partijdigheid der Koningin jegens hare geloofsgenooten en haar voorgenomen huwelijk met den paapschen Philips van Spanje, waardoor zij het rijk zal overleveren aan de Spanjaarden en aan hunne inquisitie…”

»Kan mijne zuster tot zoo iets besluiten?”

»Stel u gerust, Mylady, dat zijn zeker dwaze volksgeruchten, die deze man herhaalt om indruk te maken, doch waaraan hij zelf niet gelooft.”

»Het blijkt, Mylord! dat gij nog niet ten hove geweest zijt; dáár ten minste is dit huwelijk eene zekerheid: de Kanselier wil het.”

»Die Gardiner,” riep Elisabeth en verbleekte bij het noemen van dien naam.

»Zooals ik u zeide, zullen wij dan Spaansch worden, als er niet in voorzien wordt; dit roepen alle Protestanten luide, en zij beklagen zich. tevens over de onwaardige behandeling, die men der Prinses Elisabeth aandoet, hunne hoop en troost, de lichtende ster, waarop allen de oogen gericht houden.”

De vorstin bloosde en had moeite een glimlach van wel. gevallen te verbergen, toen zij schijnbaar onverschillig vroeg: