Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/430

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heb verlaten en mijne eigene zaken voor heden heb achtergesteld, om de uwe te laten voorgaan?”

De man die dit sprak, op dien half goêlijken, half morrenden toon, die van welwillende goedhartigheid getuigt, te midden van eene lichte ergernis, was de bekende Engelsche koopman Thomas Grasham, die zich in zijn huisvertrek zag opgewacht en bestormd, door zoovele van zijne verwanten, vrienden, kliënten en gunstgenooten, of hunne aanhangers en beschermelingen, als er voor dat oogenblik slechts plaats konden vinden. Als wij reeds hoorden, was hij daar om hen — audiëntie te geven, zouden wij zeggen, als wij van een onzer tegenwoordige handelsvorsten spreken moesten — maar de eerzame Thomas Grasham, die in eenvoudigheid des harten het goede deed waar hij kon, en het kwade verhinderde waar hij mocht, zoude geen vrede hebben met den aanmatigenden klank van dat woord. En dus vullen wij de phrase liever aan, met een woord in zijn geest, en zeggen: hij was dáár om hen te dienen met zijn raad en zijne hulp. En toch, zoo er van hunne zijde reden was, om met zoo grooten drang, in zoo grooten getale, tot hem te naderen, van die zijde kon er reden zijn tot dat zelfgevoel, dat wel eens leidt tot de overdrijving, die aanmatiging heet. Want schoon Thomas Grasham niet was van de kooplieden, als Venetië ze in vroegere eeuwen had gekend, als er later in Holland heerschten, die met den machtigen sleutel hunner schatten, bonden en ontbonden heel Europa door, als in verdere tijdperken zijn eigen Vaderland ze heeft gekend, die de raderen van staat lieten bewegen naar willekeur, en ingrepen in de lotsbestemming van de vijf werelddeelen, schoon Thomas Grasham van dezulken niet was, en niet wezen kon, omdat de Engelsche handel nog slechts een zwakken aanvang had van bloei, hij was toen reeds in zijn Vaderland, in zijne City — de vorst der kooplieden, en de bankier zijner Vorstin. Hij was het, wiens helder hoofd het eerste denkbeeld ontwierp om die dagelijksche en gezette vereeniging van kooplieden, die hunne belangen zoo vast vereenigt, zoo goed regelt, zoo krachtig handhaaft, die hij in Vlaanderen had gezien, in Engeland na te volgen, een denkbeeld, dat hij zelf vorm en wezenlijkheid gaf, door uit eigene middelen, met rijke onbekrompenheid het