Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/435

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijk — die armbanden, die diadeem, herkende ik met den eersten opslag van het oog: ik zelve werd gebruikt om ze te koopen voor de Koningin…”

»Die ze gebruikt heeft als een geschenk voor eene der Prinsessen van het Suffolksche huis, bij gelegenheid van het bezoek der Koningin aan de universiteit van Cambridge — dat is nu twee jaar geleden. Gij ziet, dat ik goed ben onderricht en dat mijn geheugen…”

»Ja! ja! het was in 1664, en de Prinses, die de sleep droeg der Koningin was…

»Lady Maria Gray! sinds vijf maanden mijne echtgenoote! Gij verbaast u, Sir Thomas! gij schudt het hoofd, gij begrijpt niet, hoe ik tot eene eere ben gekomen, die zoo zwaar is om te dragen, en tot een geluk, dat toch zooveel bitterheid en zorge op mijne schouders laadt; en ik die mij verbeeldde dat gij weten moest…”

»Nu gaat mij een licht op over de gevangenschap van Lady Maria, waarvan men hier in de City allerlei sprookjes vertelt, en waarover men ten hove niet dan met geheimzinnigheid spreekt. Het arme, arme kind! men zeide dat zij Elisabeth had mishaagd, dat zij een slachtoffer was geworden van verleiding.”

»Verleiding! Neen, Sir Thomas Grasham, hier staat een eerlijk man voor u, die tot de vrouw, welke hij liefhad nooit het oog zou hebben opgeheven — als zij zelf hem niet eerst de band had gereikt — en die toen nog lang heeft geaarzeld want schoon het geene schande was die hij over haar bracht door zijn eerlijken naam te geven aan de rampspoedige, die hare toevlucht zocht in zijne armen, hij voelde dat hij haar neêrrukte van eene hooge plaats, die zij sierde, en hij vreesde er leed van, dat — o! in maar al te groote mate gekomen is. Maar zeg, welke groote heer brandmerkte men met die zegepraal op mijne vrouw?” vroeg hij met een blik vol hartstocht en verbittering.

»Geen naam werd genoemd. Ik onderstel dat de Koningin…”

»Verboden zal hebben den mijnen uit te spreken: want zij kent dien, zij weet…”

»Dan begrijp ik, dat gij voorzichtig moet zijn, want uwe vrijheid.”