Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/440

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lastering — hoe gevaarlijk de waarheid ook wezen mocht. Zij sprak een paar woorden zacht met de Koningin, die daarop de lords en de dames welke haar omringden, met een wenk verwijderde, en Lady Maria een zijden kussen aanwees, waarop deze nederknielde. Daarop werden de slagdeuren gesloten en ik moest raden wat er verder voorviel. Hoe eeuwen lang schenen mij de oogenblikken, die toen verliepen en met welke hartklopping doorleefde ik ze, toch waren het slechts minuten, en ik had niet noodig lang te gissen, mijn naam werd afgeroepen — ik trad binnen, ik had mij voorgesteld de Koningin door deemoed te winnen en door vastheid en oprechtheid hare achting af te vragen. Zij liet mij niet den tijd tot een enkel woord, zij deed mij niet ééne vraag, zij maakte mij iedere verklaring onmogelijk. Zij ontving mij met een storm van de scherpste verwijtingen, van de schamperste spotwoorden, van de bitterste aantijgingen, te smartelijk voor mijn gevoel; daar ze allen op Maria terugvielen, die daar nog altijd geknield lag, met gevouwen handen, roerloos als een beeld en bleek als eene doode. Dit was meer dan ik zien konde, meer dan ik konde dragen; den ruwen toorn der Koningin, die zich lucht gaf, in een stroom van harde woorden, die tot verdediging noch wederspraak mogelijkheid lieten, kon alleen worden perk gesteld door eene handeling, en ik volgde de ingeving van mijn zelfgevoel. Ik hief Maria op en nam haar arm.

»Kniel niet langer, Lady Maria! zeide ik luid, »Gij hebt geene vergiffenis te vragen voor een misdrijf, het recht dat gij genomen hebt, is geene zonde voor God en geene schande voor de menschen — en de Koningin is te billijk om te veroordeelen, waar de wetten van God en de wetten van het koninkrijk ons vrijspreken…”

»In dit laatste hebt gij mis, Master Martin, want er bestaat eene wet, waarbij de Prinsessen van den bloede geen huwelijk mogen aangaan, zonder de toestemming van het parlement.”

»Wie denkt in zulk een oogenblik aan de rechten van het Parlement? Ik moest iets, ik moest dit zeggen, al had men mij daarna de tong willen uitrukken; de Koningin zag mij aan of zij iets dergelijks met mij voorhad. Hare lippen verbleekten en haar voorhoofd werd donkerrood. Zij trad eenige schreden