Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/450

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontvallen, hoe de voortdurende gevangenschap van Lady Maria opzien verwekte in de City, sinds men er de reden van wist.

Ik ken mijne Elisabeth van buiten. Zij geeft er geen penny om of de adel over haar zucht, maar zij heeft niet gaarne, dat het volk met argwaan over hare handelingen nadenkt, en zij begreep, dat het volk eer gevleid moest wezen dan geërgerd over uwe keuze, Mylady!”

Maria drukte blozend de hand van haar gemaal.

»Dit woord gaf den indruk, dien ik wachtte, de Koningin beet zich de lippen. Lady Maria had veel gedaan om haar te vertoornen en nog niets om haar te verbidden, sprak zij eenigszins aarzelend.”

»O! als dat slechts haar eisch is,” riep Maria schielijk…

»Meen dat niet; goede Lady! de Koningin bedoelde het anders, ik intusschen nam het zooals het klonk, en begon daarop voor u te spreken, en alles te zeggen wat ik meende, dat Elisabeth weten moest en wat haar wat ontrusten kon, over het voortgaan in hare onbillijke vervolging tegen de onschuld, en of het haar smaakte weet ik niet! maar voor ’t minst hoorde zij met niet al te groot ongeduld, en het duurde lang eer zij mij zwijgen deed, door te zeggen: »Nu, nu, Sir thomas! gij trekt u die zaak wel wat sterk aan, maar de tijd voor ons is nog niet gekomen om u hierin genoegen te geven. Zoolang zij Mistress Martin Kay heet;’ kan ik Lady Maria nooit de vrijheid geven.”

»Gij ziet dat mijn dood u noodig is,” sprak Martin smartelijk tot zijne gade, die verbleekend het hoofd op zijn schouder liet rusten. Grasham vervolgde:

»Zoo wacht u, dat Lady Maria niet neemt, wat mijne Koningin niet goedvindt te geven,” antwoordde ik. »Waarom zegt gij dat, Sir! vroeg Elisabeth met den blik van Koning Hendrik zaliger… »Omdat men in den Tower omkoopbaar is, Mylady! en omdat mij dezen ochtend juweelen van Lady Maria zijn te koop geboden, kennelijk met het oogmerk om geld te erlangen.

»Sir! Master Grasham! maar dat was ons verraden!…” riepen de jonge echtgenooten gelijktijdig.

»Ja, ik ben een booswicht! gij zult het verder zien. »Welk eene vermetelheid!” riep Elisabeth. »Het was immers haar eigendom,” antwoordde ik. »Hebt gij ze durven koopen?” »Om ze