Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/454

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maria opmerkende, groette hij haar, naar de gewoonte van dien tijd, met eene kniebuiging. Na eene korte wisseling van hoffelijkheid met de Prinses, door deze beantwoord met eene verwarring, die de Lord aan koelheid toeschreef, zeide hij zacht tot Grasham: »Verwijder de Lady, ik heb u mededeelingen te doen, die zij niet hooren moet.”

Geen bevel kon den koopman zoo welkom zijn. Hij verzocht Maria eene wijle rust te nemen in haar eigen vertrek, en geleidde haar daar binnen.

»Vergun mij mijn neef een paar woorden te zeggen, en ook bij zal ons verlaten,” sprak hij met snelle tegenwoordigheid van geest, want hij sidderde voor de mogelijkheid eener ontdekking, die voor alle drie even gevaarlijk moest zijn.

»Uw neef! uw neef William, o! die kan blijven,” sprak de Lord, »en te eerder nog, daar hij een der redenen is, waarom ik zelf gekomen ben.” Martin Kay zag op hem met groote verschrikte oogen, maar Burghley leidde hem de hand op den schouder — gij hebt het slecht getroffen, mijn jonge vriend! gisteren tweemaal bij mij geweest en slechts mijn geheimschrijver gevonden, intusschen heeft die mij trouw uwe wenschen medegedeeld, en zij zullen vervuld worden, in zoover het van mij afhangt; ik zal zoo straks met uwen oom spreken.”

»Tot zoolang kunt gij gaan, William!” sprak Grasham, die zag met hoe weinig gevatheid Martin Kay zijne verwarring verborg onder eene diepe buiging.

»Dat is onnoodig, Sir! Ik heb in twee woorden afgedaan. Ziehier wat ik u overbreng van de Koningin. Gisteren hebben er groote wanorden geheerscht in den Tower. De jonge viscount Hartford, die van iedere samenspanning is, waarmede hij de Koningin kan beleedigen, heeft de bewakers omgekocht van den verleider der Prinses Maria; Martin Kay heeft gisteren zijn kerker verlaten. De twee jonge mannen hadden het wanhopige plan, de Gravin Katharina en Lady Maria door geweld of door verraad uit den Tower weg te schaken; van de laatste is dit wel onnoodig geworden, maar de bevrijding van dien jongen man strijdt met den wil der Koningin, die van hem ergernis en dwaasheden vreest. Men onderstelt dat hij niet zal nalaten pogingen te doen om Lady Maria te naderen, en dus beveelt de