Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/455

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Koningin toe te zien, dat die poging in geen geval gelukke, opdat deze minnenden in geenerlei verstandhouding of briefwisdeling versterking mogen vinden voor hunne strafbare standvastigheid. — Beloof mij dit, als met een eed op uw leven en op uwe eer.”

Martin Kay was onder het spreken van Burghley rood en bleek geworden van ergernis en ontzetting, maar de Lord had niet op hem gelet; des te meer merkte hij op den plechtige ernst, waarmede Thomas Grasham, op doffen toon zeide:

»Ik beloof, dat ik ,der Koningin hierin gehoorzamen zal van nu aan.”

Martin Kay kromp samen van smartelijke aandoening; hij voelde dat het zijn doodvonnis was, dat daar werd uitgesproken.

»Er is meer, vervolgde de Lord. »Zoo de onvoorzichtige jonge man zich mocht indringen in uw huis, zult gij u van hem meester maken en hem overleveren in de handen der Koningin; te dien einde breng ik u een bevelschrift tot zijne gevangenneming, en zal eene wacht van Yeomen gestadig te uwer beschikking zijn, en van nu voortaan post vatten voor uw huis.”

Dat is niet vroolijk voor een vreedzaam koopman, sprak Sir Thomas verlegen, maar van morgen af wil ik waken zooals Hare Majesteit het bevolen heeft — voor heden zal dit wellicht nog niet noodig zijn.”

»Wie weet!” sprak de Lord; »de viscount ten minste heeft alreede een stap gedaan, die hem in onze handen heeft gebracht, en de andere, die meer te winnen heeft, zal nog meer durven wagen. Maar het zij uwer eer en uwer voorzichtigheid toevertrouwd. Thans van uw neef. De arme jongen wil reizen, wil vreemde landen zien; naar hij klaagt, weigert gij voortdurend zijne begeerte in te willigen, en gisteren heeft hij in zijne wanhoop aan uwe toestemming zich tot mij gewend, om een lid uit te maken van het gezantschap, dat de Koningin naar Moscovië zendt. De gezant had mij toegestaan een paar mijner beschermelingen te plaatsen, uw neef wist dat — en als gij er nu niet te veel tegen hebt, vertrekt hij nog heden. Ik had niet gedacht, dat gij zulk een barsche