Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/54

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

steente er ooit in slagen konden om het gemis van natuurlijk schoon en bevalligheid te vergoeden, dan waarlijk had de Koningin thans reden om over haar voorkomen voldaan te zijn. Uit gehechtheid aan de gewoonten harer moeder, of om eenige andere reden, had zij de eenigszins verouderde mode der huiven of kaproenen behouden, in tegenstelling met de meeste dames van dien tijd, die de lokken reeds meer ontbloot en gekapt droegen. Hare huif van blinkende zilverstof, met blauwachtig satijn gevoerd, was voorzien van een smallen, boven het voorhoofd spits toe loopenden rand, die langs het aangezicht opstond en dit als met een heiligenglorie omgaf, want die gansche stijfstaande strook was bezet met edelgesteenten van allerlei kleur en vorm, welke, naarmate het licht er op speelde, eene schittering en fellen straalgoed teweegbrachten, die in den eigenlijken zin oogver blindend was. De kaproen zelve, ofschoon lang en breed, daalde slechts tot over de ooren neder, daar zij, van achteren opgenomen, door een haak of eene speld bevestigd werd. Haar zwart fluweelen kleed, van een statigen sleep voorzien, en met uitnemend rijk borduursel van gouddraad en kleine paarlen prijkende, was aan den hals zeer laag in het vierkant uitgesneden; de hals zelf was echter niet onbedekt, maar werd zediglijk verborgen onder een stijven kraag van fijn Mechelsch kantwerk, dat men ook als lubben .aan de benedeneinden der gladde mouwen van het licht blauw satijnen onderkleed wedervond, terwijl die van het zwarte bovenkleed ruim en los nederhingen. Strak om de keel sloot een halssnoer van ontzettend groote diamanten en over de borst, van het eene armsgat tot het andere, hingen zeven rijen paarlen van middelmatige grootte tot op den gordel neder. Kostbaar vooral en van onovertreffelijke zuiverheid waren de groote paarlkralen van den rozenkrans, aan welken, als om een treffend contrast daar te stellen, een kruis hing, zoo onaanzienlijk van hout en bewerking, dat het alleen zijne innerlijke waarde konde zijn, die het zulk eene luisterrijke plaats gaf. Het was dan ook een reliek van het ware kruis des Heeren. Eenvoudig zinnebeeld des Christendoms, in welk een chaos van zinnelijke aardsche weelde droeg men u rond! De eenige schoonheid, waarop deze Vorstin met recht had kunnen roemen, lag in hare handen, die uiterst blank, gevuld en van ongemeen