Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Genoeg, mijnheer! gij hebt mij, hoop ik, begrepen?”

»Uwe Majesteit!…”

»Dit later. Mylord! Bedenk dat men wacht.”

Gardiner, ziende dat Maria’s drift tijd noch gelegenheid liet tot eene verklaring, verwijderde zich met Arundel.

De Koningin wierp zich nu in haar armstoel, welke dicht bij eene tafel stond, wier marmeren blad in kunstig uitgesneden, zwaar verguld houtwerk gevat was en op een dergelijken voet rustte; zij wenkte Courtenay bij zich. Hij plaatste zich naast haar en men merkte op, dat hij van tijd tot tijd tegen haar zetel leunde, als iemand die moeite heeft zich staande te hou den. Maria’s oog viel op een kistje van fijn gepolijst staal. »Waarlijk!” zeide zij, »dit vergat ik, Mylord van Devonshire! Ik zie altijd edelen rondom mij, die door mijne voorgangers met ridderorden versierd werden; ik zelve begiftigde nog niemand. Gij zult de eerste zijn. Wees zoo goed neder te knielen.” Hij gehoorzaamde werktuigelijk. Zij nam uit het kistje een blauw lint met roode kruisen, waaraan de orde van den Kousenband schitterde, stond op en omhing daarmede den gunsteling, terwijl zij de woorden der huldiging uitsprak: »Hony soit qui mal y pense.” Met een glimlach, zoo liefelijk als nooit te voren om haar mond gespeeld had, beschouwde zij den Graaf, die de oogen in eene soort van bedwelming tot haar opsloeg. Zij scheen een zeker welgevallen te smaken in zijne ontroering, en langzaam hare hand terugtrekkende, liet zij die in verstrooiing op zijne sierlijke lokken rusten; — daar ziet zij, hoe zijn hoofd als zonder veêrkracht op zijn borst nederzinkt, hoe zijne oogen zich sluiten, zijne armen verslapt nederhangen, hoe zijn lichaam op zijde overhelt, als had de ziel het verlaten; en met den angst kreet: »Jezus, Maria! hij sterft!… hulp!” vangt zij hem in hare armen op.

»Hij valt van den prik als een papegaai, die men met suiker overvoed heeft,” mompelde Benefield.

»Hadden wij slechts iets van zijn overdaad,” was het antwoord van den page, des ridders schim.

Dames, edellieden, a1len verdrongen elkander rondom Courtenay en de vorstin, die den Graaf ondersteunde met eene bezorgdheid, welke zij niet eens trachtte te verbergen.