Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Men zoude dit schouwspel kunnen doen strekken tot eene bittere satyre op den hoogmoed van den mensch. Daar gaat de groote, trotsche Graaf, de aanzienlijkste van een aanzienlijk volk, begunstigd met alles wat de vooringenomenheid eener machtige Vorstin op het hoofd van een gunsteling laden kan; daar gaat de prachtige, bevallige jongeling, bloeiend van gezondheid en sterkte; op hem staren alle schoonheden van een grootsch hof, voor hem kruipt een heir van hovelingen, op hem richt eene gansche natie blikken van vertrouwen en hoop. Daar gaat hij, die man van geestkracht en tieren lichaamsbouw, die werkelijk zooveel eer en hulde verdient, in wien alle voorrechten der natuur en der maatschappij zich zóó hebben samengevoegd, dat men geen grooteren lieveling van beide zou kunnen aanwijzen. Welnu — onthoud dien afgod der schepping twee, drie dagen het dierlijk voedsel of den dood gelijkenden slaap, en hij zinkt te zamen als een sneeuwpop voor de zonnehitte! En dan roemt de mensch van dezen, van minderen vorm nog op eigen sterkte en matigt zich nog aan, te beoordeelen de daden van Hem, die eeuwig uit eigen wilskracht bestaat!

Middelerwijl was het voorwerp der algemeene aandacht, door de vereenigde pogingen der omringenden, in zooverre tot zich zelven gekomen, dat hij, toen Paësilio hem naderde, teekenen van leven gaf de oogen even ophief en de tong tegen het verhemelte sloeg, als iemand die van dorst versmacht. »Drinken!” stamelde hij en zag niet eens in welken arm zijn hoofd terugviel. Paësilio nadert, neemt zijne hand, telt de polsslagen en roept uit:

»Eene onbegrijpelijke matheid! Zonderling, hoogst zonderling — en toch, il Signor zoude wel zijn, zonder die slapheid. Iets opwekkends… breng hier wijn: wij zullen het beproeven!” Wijn was reeds gebracht, op het woord den Graaf ontsnapt. De dokter vulde een beker, en bracht dien aan de lippen van den patiënt, die snel en gretig eenige teugen dronk, daarna driftig zelf den beker aangreep en dien geheel ledigde. De Koningin trok zich ongemerkt achter eene der dames terug; nóg moest de Graaf niet alle belangstelling kennen, die zij hem betoond had. »Is het nu beter?” vroeg zij, toen een vluchtig rood Courtenays wangen verlevendigde.

»Ik zal iets versterkends doen gereed maken, dat van dade-