Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijke werking zal zijn. Il Signor Conte had mijn raad moeten innemen, voordat hij zich hierheen begaf. Er is geene de minste zwarigheid, doch ik wenschte mijn patiënt in een meer rustig vertrek te zien. Gevoelt gij u in staat om op te staan, edele heer?” De Graaf boog het hoofd toestemmend. De geneesheer bood hem den arm, Darley en een paar anderen ondersteunden hem mede, en binnen weinige oogenblikken bevond hij zich in een meer afgelegen kabinet met zijn arts alleen, die de overigen had weggezonden. Eerst toen kwam hij recht tot zich zelven, zag met eenige bevreemding om zich heen en op het schitterend ordelint dat hem versierde, en sprak met eene nog flauwe stem: ,,O ja! ik herinner mij… Ik moet van hier… Zijt gij de dokter? Laat mij naar mijn huis brengen.”

»Dat is volstrekt onnoodig, Signor Conte! Laat ik u iets zeg gen. Gij hadt geheime redenen om het oog der Koningin te vermijden; gij hebt eene ongesteldheid voorgewend en die waarschijnlijk willen maken door eene dieta assoluta, die u zeer noodlottig had kunnen worden. Waarom heeft uwe Edelheid mij niet vertrouwd? Ik zou de u iets gegeven hebben, dat eene veel betere en minder schokkende uitwerking had gedaan. Geloof mij, in mijn Italië onder de Borgias wordt men met zulke kunsten gemeenzaam.”

»Ik betuig u, mijnheer, dat ik niet weet wat gij bedoelt. Gij bedriegt u, geloof mij…”

»Pouah! een medicus als ik is niet te misleiden. Spreek zoo niet, edele Graaf! Ik althans zal u niet verraden, een zoo kloeke ridder, een zoo edelmoedig heer! Het was juist om u van lastige toeschouwers te bevrijden, dat ik U hier bracht. Laat alles aan uw onderdanigen dienaar over. Ik zal u eene korte poos behandelen en mijn mond zal gesloten zijn als de kerkers der heilige Inquisitie! Maar ontken niet dat ik uwe ziekte doorgrond heb en laat ons beginnen met iets te gebruiken.”

Courtenay, begrijpende dat inderdaad ontkennen onmogelijk was en den schranderen, maar, zooals hij reden had te denken, goedhartigen Italiaan willende winnen, zonder hem te laten vermoeden, hoe oneindig veel er hem aan gelegen was, dat niemand het waarom van zijn voorwendsel vermoedde, gaf hem lachende de hand, daarin te gelijk een kostbaren ring achter-