Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

latende, dien de Italiaan zonder verdere omstandigheden bij zich stak. Daarna deed Paësilio, als voor zich zelven, de verkwikkingen komen, die de Graaf zoo hoog noodig had; zorgde er voor, dat deze een korten, doch ongestoorden slaap genoot en zond iemand af met het bericht, dat de Spasme nervose van den Signor Conte geheel geweken was en men daarvan voor eerst geene herhaling te vreezen had, dat zijne Lordschap binnen weinige uren in volmaakten welstand bij de Koningin zijne opwachting zoude maken.

In de zaal waar de Koningin zich bevond, keerde alles tot de vorige orde terug. Men schikte zich weder ter zijde onder een gesmoord mompelen over het noodlottig toeval, dat den schoon en Graaf te midden der hoogste eerbewijzing aan aller oog onttrok. De Koningin was in eene harer ongenaakbaarste luimen. Met blikken, waarin eene wereld vol belangstelling en medelijden lag, had ze Courtenay zien wegvoeren, en op haar verdrietig gelaat, vol spijt en teleurstelling, was het uit iederen trek te lezen, dat zij duizendmaal hare waardigheid en de étiquette verwenschte, die haar beletten hem te volgen.

Na eenige korte, tamelijk barsche vragen en aanmerkingen zond zij haar hofstoet terug, alleen Chandos, Gardiner en een paar vrouwen bij zich houdende, en nu, als verheugde zij zich iemand te hebben gevonden, op wien zij het onweder kon de doen losbarsten, wendde zij zich tot den Kanselier:

»Bij alle heiligen, mijnheer! dat is toch vreemd; ons bevel, u door Arundel overgebracht, was bepaald en duidelijk. Waarom is er niet gehoorzaamd? Het is alsof dezen ochtend alles samen spant om ons te kwellen, en u, Mylord! vinden wij altijd aan het hoofd van hen, die ons lastig zijn!”

»Wee u, zoo allen wél van u spreken!” antwoordde de Kanselier en drukte daarbij het crucifix van zijn rozenkrans tegen de borst. »Ik mishaag uwe Majesteit, omdat ik de eenige ben, die heden uw waar belang niet uit het oog verloor, om met bewondering op een schitterend edelgesteente te staren, dat misschien valsch is.”

»Ik verzoek u twee dingen niet te vergeten, Bisschop van Winchester! Ten eerste, dat dezelfde hand, die u den Tower ontsloot, zich nog altijd de macht voorbehoudt dien weder voor u