Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

lijke zelfzucht, van bijgeloof, van domheid, van vooroordeel, maar ook van ruwe goedhartigheid, van oprechtheid zonder omzien of berekening, van kinderlijke bijgeloovigheid, van wuftheid bij vrome vaderlandsliefde, Dit alles woelde nu ook weder dooreen in de nabijheid van Whitehall, dicht bij den gewonen uitgang naar de waterzijde.

»Bij St, Patrick!” riep een man van eene forsche gestalte en bruingele gelaatskleur, »zoo het waar is wat ze zeggen, dat de ketters den goeden Graaf vergiftigd hebben, dan sla ik van nacht nog mijn valschen buurman Toms dood, die nooit naar de mis gaat en die het alleen aan zijn vrouw wel verdient!”

»Hei! hei! meester smid,” duwde hem iemand toe, wiens lichaamsbouw, hoezeer meer ineengedrongen dan de zijne, toch duchtige kracht waarborgde, »an zou je eerst met mijne vuisten te doen hebben! Gij papisten moogt u stilhouden! AI slaat de Koningin een kruisje, voor tien van de uwen staan er dertig van de onzen op, en moedige knapen ook, Dat weet vrouwe Maria wel, en daarom laat ze ons met rust, en daarom heeft ze den braven Courtenay uit den Tower verlost, omdat hij een dapper edelman is, die haar beschermen kan, als het noodig is,” — »Nu, als ze dien trouwt, dan hebben wij er vrede mede,” riepen verscheidene; »die zal de rust wel bewaren, die zal de paapsche bisschoppen niet naar de oogen zien.”

»Juist, de priesters! die hebben het hem gedaan, die valschen!” mompelde eene vrouw, die zich tusschen de anderen indrong; »’t zou voor het eerst niet zijn, dat ze iemand een drank , klaar maakten daar hij den dood aan dronk.”

»Hoe kunt gij zoo snateren, vrouw Bastons? maak den duivel niet zwarter dan hij is. De Graaf is immers nu zoo gezond als gij wel wenschtet dat je man het niet was; op dit oogenblik zit hij aan tafel met de Koningin .”

»God zegene ze beiden!” riep men eenige schreden verder. »He, John! zou het waar zijn, dat hij dezen ochtend naast haar op den troon heeft gezeten?”

»Wel zeker, Jack! en de Spaansche heeren zijn er ook geweest, en ze hebben te zamen geraadpleegd over de zaken van den grooten Keizer.”

»Iets weet ik ten minste zeker ,” riep de grove, schelle stem