Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wat, Sam Blount! denk je mij te beletten mijn heer en begunstiger te begroeten?”

»Hoor, hoor die vervloekte heks! — háar heer, onze edele Graaf!”

»Ha, heeft hij niet mijne lijfelijke dochter een uitzet gegeven, toen zij met Lewis Doll trouwde?”

»Als dat waar is, dan is Edward van Devonshire wel de grootmoedigste en goedertierendste heer! want je vingers waren te lang in het huis van den ouden Sterny, zijn vader — God hebbe zijne ziel! — en daarom heb je het moeten ruimen.”

»Foei, Sam! laat de oude sukkel door ,” riep een meer deftig burger, die, ondanks zijne gezetheid, eelle zeer goede plaats had weten te behouden, en die, naar het scheen, met mede. lijden zag hoe de oude Maggie, ongeacht de beleedigingen, die men haar aandeed, zich met handen en ellebogen weerde om voort te komen. »Laat haar, zij heeft betrekking op den Graaf en ’t is eene vrouw.”

»Eene vrouw? noemt gij dat eene vrouw? ’t Is eene harpij van buffelleer, waarin eene heksenziel huist.”

»Heks of diefegge, laat mij mijn Eddy zien, mijn Courtenay! Met eigen oogen wil ik mij overtuigen, of ze hem vergiftigd hebben.”

»In den naam van Beëlzebub, die je meester is, vooruit dan maar!” hernam Sam, en duwde haar vier schreden naar voren.

Toen heerschte er op eens onder die gansche talrijke. en woelige menigte de doodsche stilte der verwachting, want uit de poort van het oude koningsslot trad Courtenay te voorschijn, vergezeld van Chandos en Darley.

»Hoe komen wij tot aan het water, Mylord?” vroeg Darley met verdrietige verwondering, terwijl Devonshire eenige stappen voortging, zonder op deze vraag te letten. Het volk week eerbiedig ter zijde. Daar verhieven zich luide vreugdekreten.

»Lang zal hij leven, de edele Graaf Courtenay! God zegene on zen Devonshire! Heil zij den zoon der Yorks! den dappersten edel man van Engeland, den edelmoedigste, den milddadigste! Mogen de heiligen al zijne wenschen vervullen! Hij worde onze Koning!” schreeuwde de smid met uitbundige woestheid. »Ja, ja! zoo moet het zijn, lang leve onze Koning!” riepen anderen, die in