Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/71

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den tuimel van vreugdebetoon gansch geene maat meer hielden.

»Breng ze toch tot stilzwijgen, Graaf!” fluisterde Chandos lachend, »zoo ge niet wilt dat ze u nu reeds tot Koning uit roepen. Men kan niet weten hoe het daar binnen opgenomen wordt.”

»Ik dank u, goede menschen, ik dank u, maar, in ’s hemels naam! weest minder luidruchtig,” sprak Devonshire, terwijl hij de naastbijstaanden, die zich moeite gaven om de slippen van zijne sjerp te kussen, de hand reikte.

»Die goede Lord! die goedhartige heer!” klonk het nu weêr, »zie! geen greintje trots heeft hij; iederen burger steekt hij de handen toe!,. En weder jubelden zij: »Hij draagt den kousevand! Bij God! de Koningin schonk hem den kouseband! God zegene daarvoor de genadige Koningin!”

»Dat wordt ontrustend, edele Graaf!” merkte de page aan, »Hoe komen wij tot aan de sloep? Dat volk zal ons verdringen en verpletteren.”

»In het water met dien vlasbaard,” krijschte Sam, »meent gij, knaap! dat wij Mylord niet eerder op onze handen zouden dragen dan hem een tipje van den mantel te krenken, dat mag voor den d…”

»Stil, Blount, hij behoort tot het gevolg, laat af van dien jonker,” zeide eene andere stem.

»Graaf! ga niet in de sloep,” riepen velen. »Op onze armen zullen wij u naar Sterny-House voeren.”

»Wij zullen eene draagbaar maken van nieuwe hellebaarden uit mijne smidse, hier dicht bij,” hernam de Iersche wapensmid, met die geestdrift voor het zonderlinge, zijner natie zoo eigen.

»En bloemen strooien en zilveren lovertjes als voor een Lord. Mayor-feest,” juichten meisjes en vrouwen.

»Gij zijt allen recht vriendelijk voor mij, ik weet het, gij meent het zoo goed, maar dat zijn uitsporigheden. Blijft nu verder rustig; over drie dagen zal ik een feest geven in mijn eigen hotel van Devonshire, waaraan gij allen kunt deelnemen. Wij zullen dan op elkanders gezondheid drinken en de Koningin daarbij niet vergeten. Leve de Koningin!”

»Zij leve! Leve Maria! leve Courtenay!” galmde het op nieuw, en de Graaf, Chandos den arm gevende, vervolgde zijn