Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/89

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en ik ben het, ik, de verachte page, de miskende neef, die de einden van dien draad vasthoudt, en ze zal laten glippen, als gij dat het minst verwacht. En dan,” vervolgde hij, terwijl zijne oogen fonkelden, zijne borst hijgde en zijne ademhaling kort en brandend was, als in koortshitte, »dan breidt zich ook voor mij een gezichtseinder van eer en werkzaamheid uit. Ik zal heerschen, ik zal de rol spelen die mijn lichtzinnige neef om de lachjes van Elisabeth verschopt. Waarom zou ik het niet kunnen? Neen, de Bisschop windt mij niet op met valsche begoochelingen. Door hem aan Maria voorgesteld, door hem van hare zwakheden ingelicht, zal ik opgemerkt worden, zal ik behagen. Is het dan eene zoo groote kunst het hart eener vrouw te winnen, die behoefte heeft aan een gunsteling? Ik ben jonger dan die andere, die haar verraadt; gindsche spiegel zegt mij dat mijne lokken blond en glinsterend zijn, en mijne gelaatstrekken fijn en bevallig; dat zegt immers veel, dat zegt alles, Ik zie geene andere verdiensten in dien Courtenay dan zijne schoonheid; door de mijne zal ik heerschen, heerschen! Ik, ik aan de voeten der Koningin, en Londen en Engeland aan de mijne! Voor hem een schavot,… voor mij, wie weet het, voor mij zijne gravenkroon! Gij helsche machten sterkt mij, dat ik niet bezwijke onder mijn voorgevoel van geluk!

Er zijn beter en wijzer mannen geweest dan onze page, die zich lieten vangen in de strikken der heerschzucht. Eene twintigjarige verbeeldingskracht, door haar giftigen vuurdrank verhit, laat zich licht wegsleepen tot over de grenzen van het waarschijnlijke, en de verleide holt dan toe op die dwaze hersenschim, in het rennen deugd, eer en zedelijkheid vertrappende, en komt aan het doel, en vindt dat het een kleurlooze wolk was die hem tot hiertoe eene hel verborg; hij ziet achter zich, en wil terug, doch de weg is door wandaden en bloedschuld versperd.

»Ja, Graaf! ik heb hem gesproken,” dus nam Staunton het woord, toen Darley vertrokken was. Hij was te voet en wandelde, deftig en langzaam als een ware monnik, de laan in eener pachthoeve aan de andere zijde van het kasteel; ik volgde hem. Het is een zonderlinge man. Beloften noch bedreigingen konden hem overhalen om van zijne plannen af te zien. Tot