Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Gekheid, Staunton, gij weet immers wat volkspraatjes zijn. De menschen hebben zich dat nu eenmaal in het hoofd gezet; maar ik zeg u, en ik geloof dat ik het heden voor de twintigste maal herhalen moet, er is niets dat die dwaze onderstelling wettigt. Tot gemaal wil de Koningin mij niet, zij heeft er niet eens aan gedacht. De Spaansche Ambassadeur heeft een plechtig gehoor gehad, en hij komt met een huwelijksvoorstel van den Infant. Maria zelve heeft het mij later gezegd, en sprak zeer ernstig over het gewicht eener staatkundige vriendschap met Spanje. Het is toch beklagenswaardig, dat eene Koningin geen bewijs van belangstelling kan geven aan een bloedverwant, zonder zich ten doel te stellen aan de domste praatjes. Dan genoeg, ik wil er verder niets van hooren, Staunton!”

Deze boog zich, doch zeide na eene pauze:

»Mylord! ik zag u liever aan het hoofd der partij van Wyatt dan op het glibberige pad van hofeer, dat u te Whitehall is voorbereid.”

»Hij is er niet af te brengen,” sprak Courtenay, het hoofd schuddende, »master Yorick, neemt gij aan, een brief naar Ashridge over te brengen?”

»Zeer zeker, Graaf. Nog heden?”

»Neen, waarlijk niet, gij moet uitrusten; morgen. Ga thans, Mr. Fitters zal u eene kamer wijzen. Als gij Darley ziet, zend hem dan hierheen.”

Een uur later zat de Graaf van Devonshire, in eene meer vrije huiskleeding, aan eene tafel van massief ebbenhout, met ingespannen aandacht te schrijven. Het waren oogenschijnlijk aangename gewaarwordingen die hem thans vervulden. Zijn edel voorhoofd was onbewolkt, een lichte blos van genoegen kleurde zijn innemend gelaat, een zacht vuur straalde uit zijne groote, zwaarmoedige oogen. Soms staarde hij met een glimlach op het geschrevene, dan weder liet hij het hoofd in dwepende mijmering op de vlakke hand rusten, en ging daarop snel en driftig voort, met eene vlugheid als wierp hij de letters op het papier. Hij schreef aan zijne Elisabeth. Iets verder zat Darley op een laag vouwstoeltje. Hij scheen te lezen; ten minste hij hield een boek in de hand; doch aan zijn glurend oog ontging niet eene beweging van zijn heer. Courtenay, die met den rug naar hem